Uitspraak
[X]te
[Z], Slowakije (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Zeeland-West-Brabantvan 20 januari 2017, nr. BRE 16/4324, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank van 6 september 2016.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 maart 2017 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende, Slowakije, tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant. De Rechtbank had op 20 januari 2017 het verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van 6 september 2016 gegrond verklaard. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling gekeken naar de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie. Volgens artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie kan de Hoge Raad alleen kennisnemen van cassatieberoepen tegen uitspraken van de bestuursrechter als dit bij wet is bepaald. In dit geval was er geen wettelijke basis die het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank mogelijk maakte, waardoor de Hoge Raad het beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard. Tevens heeft de Hoge Raad geen termen gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, samen met de raadsheren Th. Groeneveld en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, en is openbaar uitgesproken op 17 maart 2017.