Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
21 maart 2017.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, die op 13 oktober 2015 werd gedaan. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, specifiek in het kader van een hennepkwekerij. De betrokkene, geboren in 1966, heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat R. Zilver uit Utrecht. De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, wat de Hoge Raad uiteindelijk ook heeft gedaan.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen die door de raadsman zijn voorgesteld niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat stelt dat er geen nadere motivering nodig is wanneer de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De uitspraak van de Hoge Raad, gedateerd op 21 maart 2017, bevestigt de eerdere beslissing van het Gerechtshof en verwerpt het beroep van de betrokkene. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is uitgesproken tijdens een openbare terechtzitting.