ECLI:NL:HR:2017:486

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 maart 2017
Publicatiedatum
22 maart 2017
Zaaknummer
16/01331
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van bestuurders in vennootschapsrecht en voorzienbaarheid van schade

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 maart 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de aansprakelijkheid van bestuurders in het vennootschapsrecht. De zaak betreft een geschil tussen [eiser], vertegenwoordigd door mr. J.H. van Gelderen, en [verweerster], vertegenwoordigd door mr. J.W.H. van Wijk. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Roermond en een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De centrale vraag in deze procedure was of voor de aansprakelijkheid van een bestuurder vereist is dat de schade voor de bestuurder voorzienbaar was, zoals bedoeld in artikel 2:9 van het Burgerlijk Wetboek.

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat de Hoge Raad niet verplicht is om nadere motivering te geven wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van [eiser] verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [verweerster] zijn begroot op € 856,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Deze uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de beoordeling van bestuurdersaansprakelijkheid in het vennootschapsrecht, met name met betrekking tot de voorzienbaarheid van schade. De uitspraak biedt duidelijkheid over de eisen die aan de aansprakelijkheid van bestuurders worden gesteld en bevestigt de bestaande jurisprudentie op dit gebied.

Uitspraak

24 maart 2017
Eerste Kamer
16/01331
TT/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. J.H. van Gelderen,
t e g e n
[verweerster],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. J.W.H. van Wijk.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerster].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 102691 / HA ZA 10-571 van de rechtbank Roermond van 29 september 2010, 17 augustus 2011, 21 december 2011 en van de rechtbank Limburg van 8 januari 2014;
b. het arrest in de zaak 200.144.370/01 van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 1 december 2015.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[verweerster] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor [verweerster] mede door mr. M.H.K. Jansen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal T. Hartlief strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 26 januari 2017 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 856,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.A. Streefkerk, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp, G. Snijders, M.V. Polak en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
24 maart 2017.