ECLI:NL:HR:2017:503

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 januari 2017
Publicatiedatum
27 maart 2017
Zaaknummer
16/01905
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep in strafzaak tegen verdachte wegens telen van hennepplanten

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 januari 2017 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 18 maart 2016 een verdachte had veroordeeld tot een geldboete van €750,00 voor het opzettelijk telen en aanwezig hebben van 26 hennepplanten. De verdachte, geboren in 1977, heeft het cassatieberoep ingesteld via zijn advocaat V.C. van der Velde. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit was het geval omdat de partij die het cassatieberoep had ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang had bij het beroep, of omdat de klachten niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard, op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie, en na gehoord te hebben de Procureur-Generaal.

De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van de ontvankelijkheid in cassatieprocedures en de noodzaak voor de appellant om voldoende belang bij het beroep aan te tonen. De beslissing van de Hoge Raad is genomen in het openbaar, waarbij de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink. De griffier S.P. Bakker was ook aanwezig tijdens de uitspraak. De zaak betreft een belangrijke overweging in het strafrecht, met betrekking tot de bewijsvoering en de motivering van de beslissingen van lagere rechters.

Uitspraak

10 januari 2017
Strafkamer
nr. S 16/01905
LBS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 18 maart 2016, nummer 21/003412-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft V.C. van der Velde, advocaat te Almere, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

3. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
10 januari 2017.
SCHRIFTUUR HOUDENDE MIDDELEN VAN CASSATIE Zaaknummer: S 16/01905
Parketnummer: 21/003412-14
Namens verzoeker, [verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977, draag ik het volgende middel voor tegen het arrest van het Gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, locatie Leeuwarden uitgesproken op 18 maart 2016 onder parketnummer 21/003412-14
waarbij verzoeker terzake opzettelijk telen en opzettelijk aanwezig hebben van 26 hennepplanten is veroordeeld
tot een geldboete van €750,00.
Middel
Er is sprake van schending van recht en/of verzuim van vormen zoals bedoeld in art. 79 RO, in het bijzonder art. 359 lid 3jo art. 415 Wetboek van Strafvordering.
Het Gerechtshof is op onjuiste en/of ontoereikende gronden tot de bewezenverklaring gekomen. De tot het bewijs gebezigde bewijsmiddelen kunnen de bewezenverklaring niet dragen.
Toelichting
Uit de bewijsmiddelen blijkt in het geheel niet dat daadwerkelijk over de bewezenverklaarde periode 26 hennepplanten zijn geteeld en/ of aanwezig zijn geweest. Er worden vier bewijsmiddelen gebezigd. Noch zelfstandig, noch in onderlinge samenhang bezien kunnen deze de bewezenverklaring in voldoende mate dragen.
Bewijsmiddel 1 betreft een proces-verbaal waarin de aangetroffen ‘kweekruimte’ wordt beschreven. Hierin staat opgenomen: “er stonden geen hennepplanten”. Het als bewijsmiddel 4 gebezigde rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel rept over “26 stronken” die zijn aangetroffen. Waardoor deze conclusie wordt onderbouwd blijkt niet uit de bewijsmiddelen.
Terwijl het strafdossier zelf niet spreekt over hennepplanten of aangetroffen stronken wordt voor de bewijsvoering verwezen naar de voordeelsberekening. Hierdoor ontstaat een Kafkaiaanse cirkelredenering binnen de bewijsconstructie en het hierop gebaseerde wederrechtelijk voordeel. Nu kennelijk binnen de strafzaak en het strafrechtelijk onderzoek niet is komen vast te staan dat er gedurende de ten laste gelegde periode 26 planten zijn geteeld en aanwezig zijn geweest, kan dit niet worden bewezen of uit de gebezigde bewijsmiddelen worden geconcludeerd.
De beslissing van het hof op dit punt is derhalve onjuist, althans onvoldoende gemotiveerd, althans niet zonder meer begrijpelijk.
Op grond van voorgaand middel is verzoeker van mening dat het arrest van het Gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, locatie Leeuwarden, voor vernietiging en verwijzing danwel terugwijzing in aanmerking komt.