Bij dagvaarding is [verdachte] ten laste gelegd dat hij:
Op of omstreeks 25 juli 2014 te Krimpen aan den IJssel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen één of meerdere kledingstuk(ken), waaronder één of meerdere t-shirt(s) en/of trainingsbroek(en), in eik geval enig(e) goed(eren), geheel often dele toebehorende aan Serie A Store.nl, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s).
In eerste aanleg is het tenlastegelegde bewezenverklaard ten aanzien van [verdachte] en is hij terzake daarvan op 7 november 2015 veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van zestig uren.
[verdachte] heeft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof Den Haag tegen voornoemd vonnis. Op 5 januari 2016 heeft aldaar een onderzoek ter terechtzitting plaatsgevonden. De raadsman van [verdachte] heeft bij het gerechtshof Den Haag bepleit dat [verdachte] diende te worden vrijgesproken. De raadsman heeft daartoe - zakelijk weergegeven - aangevoerd dat niet duidelijk is dat de in de auto aangetroffen kleding daadwerkelijk afkomstig is uit de betreffende winkel en dat evenmin duidelijk is of er wel kleding is weggenomen, nu dit door niemand is gezien. Daarnaast is er volgens de raadsman onvoldoende bewijs dat verdachten als medepleger bij de diefstal van de kleding betrokken zijn.
Het gerechtshof heeft uit de bewijsmiddelen - zakelijk weergegeven - het volgende afgeleid.
Op vrijdag 25 juli 2014 omstreeks 19:00 uur was aangever werkzaam in de sportwinkel Serie A Store.nl. Aldaar werkzaam, zag hij drie mannen de winkel betreden die zich als normale klanten gedroegen. Zij pasten kleding en stelden aangever vragen over de maten van de kleding. Onder de gepaste kleding bevond zich onder andere een trainingspak van PSG. Na het passen van de kleding kijken de mannen rond in de winkel, aldus hetgeen het hof uit de verklaring van aangever heeft afgeleid.
Aangever is vervolgens achter de kassa gaan staan, waarbij één van de mannen met beide handen in zijn zakken op hem af loopt, terwijl de man aangever strak aankijkt. Aangever denkt dat de man een mes in zijn zak heeft en dat deze door de kleding van de man steekt.
Aangever voelt zich bedreigd. Ondertussen hoort aangever uit het deel van de winkel waar de andere twee mannen zich bevinden geluiden komen, die klinken als het geluid van kledinghangers die gepakt, dan wel teruggehangen worden.
De man blijft op aangever aflopen tot ongeveer een meter voor de kassa. Vervolgens loopt hij achteruit de winkel uit, waarop de andere twee mannen ook de winkel verlaten. Aangever ziet direct dat er een Ajax-shirt weg is en ziet later ook dat het trainingspak van PSG, dat één van de mannen gepast heeft, meegenomen is.
Getuige [getuige] ziet op 25 juli 2015, omstreeks 19:10 uur, drie mannen met een getinte huidskleur lachend aan komen rennen. Hij ziet de mannen vervolgens in een auto met kenteken [AA-00-BB] stappen en brengt de mannen in verband met de sportzaak, nu de mannen uit de richting van die winkel zijn gekomen.
Verbalisanten zien op 25 juli 2015, omstreeks 19:28 uur, de auto met kenteken [AA-00-BB] rijden te Barendrecht. In het voertuig zitten drie mannen, te weten de verdachten en een medeverdachte. Verdachten worden aangehouden en in de auto worden diverse kledingstukken aangetroffen, onder meer een t-shirt met een logo van Ajax en een zwarte trainingsbroek, maat S, met het logo van voetbalclub Paris Saint-Germain. Aan beide kledingstukken is het label nog bevestigd. Verder wordt tijdens de insluitingsfouillering een wit Nike vest in de maat S bij [medeverdachte] aangetroffen. Uit foto's blijkt dat hierop een embleem van voetbalclub Paris Saint-Germain is te zien.
Aangever herkent - na het zien van foto's - medeverdachte [medeverdachte] als de man die voor hem stond. Hij herkent de aangetroffen kleding als kleding die in de Serie A Store.nl wordt verkocht.
Het gerechtshof leidt uit het samenstel van deze bewijsmiddelen - bij gebreke van verdere uitleg door de verdachten - af dat verdachten op enig moment het plan hebben opgevat kleding te stelen in de winkel en dat dit plan in nauwe en bewuste samenwerking is uitgevoerd. Dat laatste leidt het hof af aan de wijze waarop zij in de winkel gezamenlijke belangstelling hebben getoond voor de kleding en zij de winkel - nadat medeverdachte [medeverdachte] de winkelier zou hebben geïntimideerd - gezamenlijk hebben verlaten om naar hun auto te rennen, waar later de gestolen kleding is aangetroffen.
Dat de onder verdachten in beslag genomen kleding daadwerkelijk uit de winkel afkomstig is leidt het hof af uit het gegeven dat de winkelier direct na de diefstal tegen de politie heeft verklaard dat dergelijke kledingstukken waren gestolen en dat aangever de kleding heeft herkend als kleding die in de winkel wordt verkocht. Bovendien merkt het hof op dat de kleding nog was voorzien van prijskaartjes.
Gezien vorenstaande overwegingen vernietigt het gerechtshof weliswaar het vonnis waarvan beroep, maar verklaart verdachten schuldig aan het tenlastegelegde en veroordeelt verdachten ter zake daarvan tot een taakstraf voor de duur van zestig uren en tevens tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken, met een proeftijd van twee jaren.