ECLI:NL:HR:2017:586

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 april 2017
Publicatiedatum
4 april 2017
Zaaknummer
16/03560
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitlevering aan Canada ter zake van seksuele delicten en beoordeling van de stukken

In deze zaak gaat het om een verzoek tot uitlevering van een opgeëiste persoon aan Canada, die verdacht wordt van verschillende seksuele delicten, waaronder feitelijke aanranding van de eerbaarheid, kinderpornografie, grooming en belaging. De Hoge Raad behandelt het beroep in cassatie tegen een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam van 28 juni 2016, waarin de rechtbank oordeelde dat de overgelegde stukken door de verzoekende staat voldeden aan de eisen van het uitleveringsverdrag tussen Nederland en Canada. De opgeëiste persoon heeft beroep ingesteld, vertegenwoordigd door zijn advocaat B.P. de Boer, die een middel van cassatie heeft voorgesteld.

De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft een conclusie genomen en de raadsman van de opgeëiste persoon heeft schriftelijk gereageerd. De Hoge Raad beoordeelt het middel dat klaagt over het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de voldoende onderbouwing van het uitleveringsverzoek. De Advocaat-Generaal heeft ervoor gezorgd dat er alsnog een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van het bevel tot aanhouding, het zogenaamde 'Warrant for Arrest', is overgelegd. Dit document voldoet aan de eisen van het uitleveringsverdrag.

De Hoge Raad concludeert dat de opgeëiste persoon geen belang heeft bij de gegrondbevinding van het middel, aangezien de stukken voldoen aan de vereisten van het verdrag. Daarom verwerpt de Hoge Raad het beroep en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Dit arrest is gewezen op 4 april 2017.

Uitspraak

4 april 2017
Strafkamer
nr. S 16/03560 U
ES
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam van 28 juni 2016, nummer RK 15/8333, op een verzoek van Canada tot uitlevering van:
[de opgeëiste persoon], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de opgeëiste persoon. Namens deze heeft B.P. de Boer, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur en aanvullende schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schrifturen zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft een conclusie genomen.
De raadsman van de opgeëiste persoon heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt over het in de bestreden uitspraak besloten liggende oordeel van de Rechtbank dat de door de verzoekende Staat overgelegde stukken voldoen aan de eisen van art. 7, eerste lid onder b sub (i), van het te dezen toepasselijke uitleveringsverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Canada.
2.2.
Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft de Advocaat-Generaal bewerkstelligd dat ter ondersteuning van het verzoek om uitlevering alsnog een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift is overgelegd van het in de verzoekende Staat uitgevaardigde Warrant for Arrest. Dit bevel tot aanhouding voldoet aan de eisen van voormelde verdragsbepaling.
2.3.
Gelet hierop mist de opgeëiste persoon belang bij gegrondbevinding van het middel en vernietiging van de bestreden uitspraak deswege. Het middel is dus tevergeefs voorgesteld.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
4 april 2017.