Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste en het tweede middel
3.Beoordeling van het derde middel
4.Slotsom
5.Beslissing
4 april 2017.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam, waarbij de verdachte is veroordeeld voor doodslag op zijn huisgenoot in Zaandam. De Hoge Raad heeft op 4 april 2017 uitspraak gedaan in deze zaak, met zaaknummer 15/04404. De advocaat van de verdachte, R.J. Baumgardt, heeft middelen van cassatie voorgesteld, waarop de Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), is overschreden. Dit is het gevolg van het feit dat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden, waardoor de Hoge Raad meer dan zestien maanden na het instellen van het cassatieberoep uitspraak doet. Dit heeft geleid tot de beslissing om de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van veertien jaren te verminderen tot dertien jaren en zeven maanden. De Hoge Raad heeft het beroep voor het overige verworpen, en oordeelt dat er geen grond is voor ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak.