Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
4.Slotsom
5.Beslissing
4 april 2017.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, waarbij de verdachte werd veroordeeld voor openlijke geweldpleging. De verdachte had een persoon aangesproken op wildplassen, wat leidde tot een escalatie van de situatie. Het hof oordeelde dat de verdachte zich had moeten onttrekken aan deze escalatie. De Hoge Raad, die op 4 april 2017 uitspraak deed, concludeerde dat het middel van cassatie niet tot vernietiging kon leiden. Dit was gebaseerd op artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering nodig is als het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling.
Echter, de Hoge Raad constateerde dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), was overschreden, aangezien er meer dan twee jaar waren verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep. Dit leidde tot een vermindering van de aan de verdachte opgelegde taakstraf van 100 uren, die nu werd vastgesteld op 95 uren, met een vervangende hechtenis van 47 dagen. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft het aantal uren taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis, en verwierp het beroep voor het overige.