ECLI:NL:HR:2017:624

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 april 2017
Publicatiedatum
6 april 2017
Zaaknummer
16/05379
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant inzake belastingrecht

In deze zaak heeft belanghebbende beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, die op 30 september 2016 werd gedaan onder nummer BRE 16/1890. Dit beroep volgde op een verzet dat belanghebbende had aangetekend tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank van 12 juli 2016. De Staatssecretaris van Financiën heeft in deze procedure een verweerschrift ingediend, waarop belanghebbende een conclusie van repliek heeft ingediend.

De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld, maar deze konden niet leiden tot cassatie. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten geen nadere motivering behoefden, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de zaak niet verder in behandeling nam.

Wat betreft de proceskosten oordeelde de Hoge Raad dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond, wat betekent dat de eerdere uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in stand blijft.

Dit arrest is uitgesproken op 7 april 2017 door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, samen met de raadsheren Th. Groeneveld en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.

Uitspraak

7 april 2017
Nr. 16/05379
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Zeeland-West-Brabantvan 30 september 2016, nr. BRE 16/1890, op het verzet van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank van 12 juli 2016.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2.Beoordeling van de klachten

De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 7 april 2017.