ECLI:NL:HR:2017:651

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 april 2017
Publicatiedatum
11 april 2017
Zaaknummer
15/03325
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen en rechtstreekse schade in het strafrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 april 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 26 juni 2015 had plaatsgevonden. De verdachte, geboren in 1969, had beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door advocaat J. Boksem uit Leeuwarden. De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld concludeerde tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad beoordeelde de ingediende middelen van cassatie en oordeelde dat deze niet tot cassatie konden leiden. Dit oordeel was gebaseerd op artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, wat inhoudt dat de middelen geen nadere motivering behoefden omdat ze niet leidden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de verdachte, waarmee het eerdere oordeel van het Gerechtshof in stand blijft. Deze uitspraak heeft implicaties voor de interpretatie van witwassen en de vraag naar rechtstreekse schade in het kader van artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering.

Uitspraak

11 april 2017
Strafkamer
nr. S 15/03325
IV
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 26 juni 2015, nummer 21/001539-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
11 april 2017.