ECLI:NL:HR:2017:655

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 april 2017
Publicatiedatum
11 april 2017
Zaaknummer
16/01912
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van een klaagschrift en niet-ontvankelijkheid in beslagzaken

In deze zaak gaat het om een klaagschrift dat door klager is ingediend met betrekking tot de teruggave van een inbeslaggenomen auto. De auto was in beslag genomen op 25 januari 2016 en klager stelde dat de auto toebehoorde aan zijn broer, die deze aan hem had uitgeleend. Klager verzocht de officier van justitie om teruggave van de auto, maar de rechtbank verklaarde klager niet-ontvankelijk in zijn klaagschrift. De rechtbank oordeelde dat de wet niet voorziet in de mogelijkheid om inbeslaggenomen voorwerpen aan een ander dan de indiener van het klaagschrift terug te geven. Dit betekent dat alleen de broer van klager, als rechthebbende, een klaagschrift had moeten indienen. De Hoge Raad bevestigde deze uitleg en oordeelde dat de rechtbank terecht tot niet-ontvankelijkheid was gekomen. De uitleg van het klaagschrift is aan de feitenrechter, en zijn oordeel kan in cassatie slechts op begrijpelijkheid worden getoetst. De Hoge Raad verwierp het beroep van klager en bevestigde de beslissing van de rechtbank.

Uitspraak

11 april 2017
Strafkamer
nr. S 16/01912 B
EC
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 10 maart 2016, nummer RK 16/192, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend door:
[klager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft M. Hoekzema, advocaat te Utrecht, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot zodanige beslissing met betrekking tot verwijzen of terugwijzen als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
2 Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt dat de Rechtbank de klager ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn klaagschrift, strekkende tot teruggave van een onder hem inbeslaggenomen auto.
2.2.1.
Het klaagschrift houdt, voor zover in cassatie van belang, het volgende in:
"1. Op 25 januari jl. is bij klager een auto (...) inbeslaggenomen.
2. Ondergetekende heeft de officier van justitie schriftelijk om teruggave verzocht.
3. De eigenaar van de auto is [betrokkene 1] (...) Dit betreft de broer van klager. [betrokkene 1] had zijn auto uitgeleend aan klager en is akkoord met teruggave aan klager."
2.2.2.
De Rechtbank heeft de klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn klaagschrift en daartoe het volgende overwogen:
"Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het klaagschrift gegrond verklaard dient te worden. De inbeslaggenomen auto is van de broer van klager en er is geen strafvorderlijk belang meer bij inbeslagneming.
De beoordeling
Het klaagschrift is tijdig ingediend.
Klager heeft gesteld dat hij de inbeslaggenomen auto van zijn broer had geleend. De wet kent echter niet de mogelijkheid tot teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen aan een ander, dan aan degene die een klaagschrift tot teruggave heeft ingediend. Derhalve had niet klager, maar zijn broer een klaagschrift moeten indienen. Gelet hierop is de raadkamer van oordeel dat klager niet-ontvankelijk in zijn klaagschrift dient te worden verklaard."
2.3.
De uitleg van een klaagschrift is aan de feitenrechter. Zijn oordeel dienaangaande kan - als steunend op een aan hem voorbehouden uitleg der gedingstukken - in cassatie slechts op zijn begrijpelijkheid worden getoetst.
2.4.
Aan het door de klager ingediende klaagschrift ligt de stelling ten grondslag dat zijn broer als rechthebbende moet worden aangemerkt van de onder de klager inbeslaggenomen auto. Kennelijk heeft de Rechtbank het klaagschrift aldus verstaan dat het strekt tot teruggave van de inbeslaggenomen auto - via de klager - aan diens broer. Die uitleg is niet onbegrijpelijk. De wet kent niet de mogelijkheid dat op verzoek van een belanghebbende teruggave van het inbeslaggenomene aan een ander wordt gelast. Derhalve heeft de Rechtbank de klager terecht niet-ontvankelijk verklaard in het klaagschrift.
2.5.
Het middel faalt.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren E.F. Faase en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
11 april 2017.