ECLI:NL:HR:2017:701

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 april 2017
Publicatiedatum
18 april 2017
Zaaknummer
15/04319
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Noodweer en de mogelijkheid tot onttrekking aan agressief gedrag tijdens een schietpartij

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 april 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag. De verdachte was betrokken bij een schietpartij op 5 september 2010 bij een partycentrum in Zoetermeer, waarbij het slachtoffer, [slachtoffer], om het leven kwam. De verdachte had een beroep gedaan op noodweer, stellende dat hij zich moest verdedigen tegen een onmiddellijke en wederrechtelijke aanranding door het slachtoffer, die met een vuurwapen zwaaide en hem bedreigde. Het Hof had echter geoordeeld dat de verdachte de mogelijkheid had om zich aan de situatie te onttrekken, en dat hij niet had voldaan aan het onttrekkingsvereiste dat vereist is voor een geslaagd beroep op noodweer. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en oordeelde dat de verdachte niet alleen de gelegenheid had om te vertrekken, maar ook had moeten vertrekken om verdere escalatie te voorkomen. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, waarbij het Hof's oordeel dat de verdachte zich had kunnen onttrekken aan de aanranding niet van een onjuiste rechtsopvatting getuigde. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een verdachte om niet alleen de mogelijkheid te hebben om zich te verdedigen, maar ook de verplichting om zich aan een dreigende aanranding te onttrekken indien dat redelijkerwijs mogelijk is.

Uitspraak

18 april 2017
Strafkamer
nr. S 15/04319
SG/DAZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 7 september 2015, nummer 22/002456-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.A.J. Verploegh, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt over de verwerping door het Hof van het beroep op noodweer.
2.2.
Het Hof heeft ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
"hij op 5 september 2010 te Zoetermeer opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet met een vuurwapen kogels afgevuurd op het lichaam van [slachtoffer] , tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden."
2.3.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Haag, zaaknummer 2010.09.03.32, d.d. 20 januari 2011, opgemaakt en ondertekend door de deskundige P.M.I. van Driessche, arts en patholoog. Dit rapport houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 123 t/m 127 dossier forensische opsporing):
als relaas van deze deskundige:
Overledene
Naam [slachtoffer]
Geboortedatum [geboortedatum] 1988
Geboorteplaats [geboorteplaats]
Bij sectie werd het lichaam van een jongeman gezien met in totaal minimaal 3 en maximaal 5 schotletsels, bij leven opgelopen door inwerking van uitwendig heftig perforerend geweld, die hebben geleid tot intern en extern zeer ernstig bloedverlies/verbloeding. Alle schotletsels aan de romp hebben ieder op zich en/of in combinatie geleid tot het overlijden. Het intreden van de dood wordt zonder meer verklaard door verbloeding ten gevolge van schotletsel.
2. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 29 maart 2013. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als verklaring van de verdachte:
Ik was op 4 september (het hof begrijpt: in de avond/nacht van 4 op 5 september) 2010 op het feest in het partycentrum [A] in Zoetermeer. Ik liep samen met [betrokkene 1] naar buiten. [betrokkene 1] en ik liepen in de richting van mijn auto. [betrokkene 1] werd door drie jongens tegen gehouden. Die vroegen iets aan hem. Ik liep een stukje door. Ik draaide me om en liep terug. [betrokkene 1] , [betrokkene 2] , [slachtoffer] , en [betrokkene 3] waren in discussie. [betrokkene 1] en ik liepen op een gegeven moment richting mijn auto. Ik zag dat [betrokkene 3] , [slachtoffer] en [betrokkene 2] in de richting van hun auto liepen. [betrokkene 1] pakte een vest uit de auto. Ik liep terug naar [betrokkene 4] en praatte met haar. Plotseling stond hij (het hof begrijpt: [slachtoffer] ) bij mij en schreeuwde hij allemaal dingen tegen mij. Onder andere dat ik moest laten zien dat ik stoer was. Ik zei tegen [slachtoffer] dat ik geen ruzie met hem had en dat hij me met rust moest laten.
3. Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 17 september 2010 van de politie Haaglanden met nr. 2010/182028. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als de op 17 september 2010 afgelegde verklaring van de verdachte:
Ik word [verdachte] genoemd.
4. Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 14 september 2010 van de politie Haaglanden met nr. 2010/182028. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (dossier getuigen blz. 278 t/m 284):
als de op 14 september 2010 afgelegde verklaring van [betrokkene 5] :
Ik ben vorige week in Groningen bij een verkeerscontrole gecontroleerd. Ik heb toen verteld dat ik getuige was geweest van een schietpartij bij het Partycentrum in Zoetermeer.
Ik hoorde mensen schreeuwen naar elkaar. Ik zag dat een man, die later werd neergeschoten, met een zilverkleurig pistool in zijn handen stond. Hij zwaaide met het pistool in zijn rechterhand in het rond. Ik hoorde en zag dat deze man boos was en liep te schreeuwen. De man schreeuwde. "Ik ben niet bang. Ik ben helemaal klaar met jullie. Doe wat jullie willen doen. Ik ben helemaal voorbereid."
De jongen die later werd neergeschoten zei tegen [verdachte] : "Laat zien dat je stoer bent. Nu moet je laten zien dat je stoer bent"; daarbij haalde de jongen die later werd neergeschoten zijn pistool uit zijn rechter broekzak. Hij hield het pistool tegen de zijkant van zijn been naar beneden gericht. [verdachte] antwoordde dat hij niets met hem te maken had en dat de jongen die later werd neergeschoten, door moest lopen en weg moest gaan.
[verdachte] rende eerst naar een auto. Hij deed de auto open en dicht en kwam rustig teruglopen. [verdachte] liep toen weer naar de plaats waar een 7 staat. Op dat moment kwam de jongen die later werd neergeschoten ook weer naar die plaats lopen.
Ik hoorde 8 knallen en keek waar de knallen vandaan kwamen.
Ik zag toen het slachtoffer op de grond, vallen. Ik zag het slachtoffer opstaan en vervolgens weer vallen. Nadat hij was gevallen, zag ik dat het slachtoffer, terwijl hij op de grond lag, het pistool uit zijn rechter broekzak haalde en richtte in de richting van [verdachte] . [verdachte] rende op dat moment in de richting van de auto bij cijfer 9. Ik zag en hoorde dat het slachtoffer één keer schoot in de richting van [verdachte] . Toen ik de knallen hoorde, draaide ik mij om. Ik zag het licht van een pistool terwijl de knallen nog kwamen, ik zag ook iets zwarts in één van de handen van [verdachte] . Ik begon toen te rennen. Toen zag ik het slachtoffer naar [verdachte] schieten. [verdachte] hield het wapen met één hand vast. Ik zag dat [verdachte] richtte en schoot in de richting van het slachtoffer.
[verdachte] is dik. Heeft een buik. Hij heeft een stoppelbaard. Hij had kort haar plat gekamd. Het haar was een paar centimeter lang. Zijn huidskleur is licht.
5. Een proces-verbaal van simultane fotobewijsconfrontatie (met één getuige) d.d. 28 oktober 2010 van de politie Haaglanden met nr. 2010/1820/28. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (dossier ambtshandelingen blz. 174 t/m 178):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op donderdag 21 oktober 2010 heb ik naar aanleiding van een op 5 september 2010 gepleegde schietpartij te Zoetermeer een simultane fotobewijsconfrontatie gehouden, waarbij de getuige [betrokkene 5] , werd geconfronteerd met 10 foto's van personen, waaronder een foto van de verdachte [verdachte] .
6. Een proces-verbaal van tonen selectie bij simultane fotobewijsconfrontatie d.d. 21 oktober 2010 van de politie Haaglanden met nr. 2010/1820/28. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (dossier ambtshandelingen blz. 180 t/m 181):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op donderdag 21 oktober 2010, omstreeks 13.50 uur, confronteerde ik als getuigenbegeleider op verzoek van de confrontatieleider [betrokkene 6] , de getuige
[betrokkene 5]
Geboortedatum: [geboortedatum] -1988,
met een fotoselectie van 10 personen.
De getuige keek aandachtig naar de foto's en klikte gelijk nummer 5 aan.
De getuige antwoordde: "het is die".
Na afloop van de confrontatie deelde de confrontatieleider mij mede, dat de foto van de verdachte in de selectie op plaats 5 stond.
7. Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 9 september 2010 van de politie Haaglanden met nr. 2010 / 182028. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (dossier getuigen blz. 178 t/m 183):
als de op 9 september 2010 afgelegde verklaring van [betrokkene 7] :
De lichten gaan dus aan (het hof begrijpt: het feest was voorbij). Op dat moment wilde [slachtoffer] mijn autosleutels hebben.
Toen ik bij de auto aankwam, opende ik de auto. Ineens was [slachtoffer] ook bij de auto. Hij pakte iets uit de auto. [slachtoffer] liep weg bij mijn auto en liep langs de bestuurderskant weg. Op dat moment zag iets glimmen in zijn rechterhand.
Ik wist dat het een pistool moest zijn. Op dat moment ben ik in de auto gaan zitten en ben ik omgereden richting de ingang. Ik heb mijn auto tot stilstand gebracht. Ik zag in [slachtoffer] zijn rechterhand een pistool. Hij had het pistool in zijn rechterhand en had het pistool naar de grond gericht. Hij heeft daar heel lang ruzie gemaakt met het pistool in zijn hand. Op het moment dat ik weg wilde rijden, hoorde ik schoten.
8. Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 2 november 2010 van de politie Haaglanden met nr. 2010/182028. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (dossier getuigen blz. 407 t/m 413):
als de op 2 november 2010 afgelegde verklaring van [betrokkene 8] :
Tijdens het laatste liedje ben ik weggegaan, door de zij- ingang. Toen ik naar buiten kwam een stukje naar rechts zag ik [verdachte] , [betrokkene 9] , een man en vermoedelijk die man die later dood is en ik hoorde hen discussiëren. Ik zag dat die man een pistool in zijn hand had en hoorde hem schreeuwen. Die jongen was aan het zwaaien met een pistool en ik denk dat dit die jongen is die dood is. Ik zag dat wapen en ben naar de auto gegaan. Het was denk ik twee minuten lopen naar de auto. Wij hebben nog even bij de auto gestaan, staan dollen en een jointje gedraaid. Ik stond bij de auto toen ik hoorde schieten. Ik ben toen gelijk ingestapt en wij zijn weggereden.
9. Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 23 november 2010 van de politie Haaglanden met nr. 2010182028. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (dossier getuigen blz. 244):
als de op 18 november 2010 afgelegde verklaring van [betrokkene 10] :
U vraagt mij hoe de nacht van 4 op 5 september is verlopen. Ik werkte die nacht voor Forces Security gevestigd in Alphen aan de Rijn. Mijn post was bij de voordeur bij de hoofdingang. Mijn taak was het om de mensen te controleren die binnenkwamen. Ik laat een aantal mensen binnen, bijvoorbeeld 3 personen, die dan achter mij worden gefouilleerd. Ook moeten de bezoekers door een metaaldetector.
10. Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 24 november 2010 van de politie Haaglanden met nr. 2010182028. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (dossier getuigen blz. 254 en 255):
als de op 24 november 2010 afgelegde verklaring van [betrokkene 11] :
Op 5 september 2010 was ik als beveiliger werkzaam bij een Antilliaans feest in partycentrum [A] in Zoetermeer. Ik stond die avond/nacht bij de hoofdingang en hield mij bezig met het visiteren/fouilleren van de bezoekers. Als een bezoeker het partycentrum binnenkwam ging hij of zij eerst door een detectiepoort, tevens moest men de zakken leegmaken. Tassen van bezoekers werden opengemaakt en gecontroleerd. Tevens werd iedere bezoeker aan de kleding gefouilleerd.
11. Het proces-verbaal van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van 8 juni 2011. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als de op 8 juni 2011 tegenover deze rechter-commissaris afgelegde verklaring van [betrokkene 1] :
Ik ben samen met [verdachte] op het feest geweest. Wij gingen naar buiten. Toen ik buiten was, werd ik opeens aangevallen door die jongen die is doodgeschoten en die jongen met één arm. Ik weet nu dat zij [slachtoffer] en [betrokkene 2] heten. Zij stonden voor mij en blokkeerden mijn doorgang. [slachtoffer] zei tegen mij: "Waarom heb jij hem vies aangekeken?" Hij wees daarbij op [betrokkene 2] . Vervolgens kwam [verdachte] erbij. [slachtoffer] of [betrokkene 2] maakte hem toen uit voor flikker en zei dat hij zich er niet mee moest bemoeien en beter door kon lopen. Ze gingen met hem bekvechten. Ik ben toen tussenbeide gekomen en ik heb gezegd: "Kom we gaan, laat dit probleem." Een jongen met rasta haar zei ook zoiets tegen [slachtoffer] en [betrokkene 2] . Hij nam ze mee in de richting van de auto's. Ik ben toen met [verdachte] naar onze auto gelopen. Daar heb ik mijn vest gepakt. [verdachte] ging vervolgens terug. Hij werd toen aangeroepen door een meisje in een auto. [verdachte] liep toen naar die auto. Ik ben met hem meegelopen. Toen we bij de auto stonden, stonden die [slachtoffer] en [betrokkene 2] opeens weer voor ons. Er ontstond toen een woordenwisseling. Het was vooral [slachtoffer] die tekeer ging. Hij richtte zich vooral tegen [verdachte] . Ik zag dat [slachtoffer] een pistool in zijn hand had.
12. Het proces-verbaal van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van 11 mei 2011. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als de op 11 mei 2011 tegenover deze rechter-commissaris afgelegde verklaring van [betrokkene 12] :
Het was na het feest. Ik stond buiten. Ik stond bij een parkeerplaats. Ik heb gezien en gehoord dat een lichte man en een donkere man ruzie hadden. Ik zag en hoorde dat zij woorden met de mond hadden en dat zij schreeuwden. Ik hoorde de donkere man (het hof begrijpt: [slachtoffer] ) zeggen dat hij niet bang was om dood te gaan. Ik zag de lichte man (het hof begrijpt: de verdachte) naar de geparkeerde auto's lopen. Ik zag hem ook weer terug lopen. Ik zag toen dat zij schoten. Ik hoorde die klappen, dat geluid van een geweer, en ik zag ook vuur, van die rode lichtjes. U vraagt mij bij wie ik dat zag. Bij allebei, dus bij die lichte man en bij die donkere man. Ik kan niet zeggen bij wie ik dat het eerste zag. Hierna zag ik die lichte man met zijn arm gestrekt weglopen van de donkere man. Vervolgens zag ik dat iedereen ging rennen en daarna zag ik die donkere jongen op de grond liggen.
U vraagt mij of ik denk of de donkere en de lichte man allebei hebben geschoten.
Ik denk het wel. Dat denk ik omdat zij de enige twee waren die ruzie hadden. Ik heb ook bij allebei vuur gezien.
De rechter-commissaris vraagt mij of ik dat heel zeker weet. Ja.
13. Een proces-verbaal van verhoor getuige volgens het proces-verbaal d.d. 7 april 2010 van de politie Haaglanden met nr. 2010 182028. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (dossier getuigen blz. 154 t/m 157):
als de op 6 september 2010 afgelegde verklaring van [betrokkene 12] :
Op zondag 5 september 2010 was ik op het Antilliaans feest te Zoetermeer. Ik zag en hoorde dat een donkere man en een lichtgetinte man ruzie met elkaar hadden. De lichtgetinte man liep weg van de donkere man. Korte tijd later zag ik dat de lichtgetinte man terug kwam. Hij schoot met een pistool op de donkere man. Ik zag vuur komen uit het pistool. Ik zag dat de donkere man neerviel in het gras.
De lichtgetinte man, de man die schoot, omschrijf ik als volgt:
Het was een breed gespierde man. De man droeg een wit T-shirt. Op de voorzijde was het T-shirt voorzien van een zwarte print.
14. Het proces-verbaal van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van 8 augustus 2011. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als de op 8 augustus 2011 tegenover deze rechter-commissaris afgelegde verklaring van [betrokkene 13] :
Ik zat achter in de auto in het midden. [betrokkene 14] zat achter het stuur. Ik keek daarbij naar [betrokkene 14] . Ik hoorde opeens schoten. Het waren wel iets van vijf of zes schoten. Ik keek naar buiten en toen zag ik [slachtoffer] (het hof begrijpt: [slachtoffer] ) naar achteren komen. Hij deed twee of drie stappen achteruit en toen viel hij. Ik zag verder dat één van die twee mannen waar [slachtoffer] ruzie mee had, op hem schoot. Die man leek op [verdachte]. Ik herkende hem aan zijn shirt en aan zijn postuur. Ik zag dat die man schoot. U vraagt mij wat ik dan precies zag. Ik zag hem met een gestrekte arm en met een vuurwapen. Ik zag ook vlammen. U vraagt mij in welke hand [verdachte] het vuurwapen had. Rechts. U houdt mij voor dat ik zojuist heb verklaard over een grote man die leek op [verdachte] en dat ik hem herkende aan zijn blouse en zijn postuur. Dat klopt, ik had [verdachte] eerder op het feest al gezien dus ik wist wat voor een shirt hij aanhad.
[verdachte] heeft geschoten."
2.4.
Het Hof heeft het in het middel bedoelde verweer als volgt samengevat en verworpen:
"De raadsman van de verdachte heeft - voor het geval het hof bewezen zou verklaren hetgeen de verdachte is ten laste gelegd - een beroep gedaan op noodweer. Hij heeft daartoe - zakelijk weergegeven - betoogd dat het schieten van de verdachte geboden was door de noodzakelijke verdediging van zijn lijf tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van de zijde van het slachtoffer. Het slachtoffer heeft zijn vuurwapen op de verdachte gericht en heeft schoten in zijn richting gelost. Daartegen kon en mocht de verdachte zich verdedigen. De raadsman is van mening dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Op basis van de gebezigde bewijsmiddelen gaat het hof uit van de navolgende feiten en omstandigheden.
Op 5 september 2010 zijn buiten partycentrum " [A] " te Zoetermeer met een vuurwapen schoten afgevuurd ten gevolge waarvan [slachtoffer] is overleden.
Die nacht vond in het partycentrum een feest plaats. Na afloop van het feest ontstond buiten het partycentrum een ruzie, waarbij [betrokkene 1] en [betrokkene 2] , het latere slachtoffer [slachtoffer] en de verdachte waren betrokken. [slachtoffer] en [betrokkene 2] keerden zich tegen de verdachte en er werd geschreeuwd. [slachtoffer] was die avond heel boos en agressief en liep bovendien met een vuurwapen te zwaaien. Na deze ruzie is de verdachte, samen met [betrokkene 1] , naar zijn auto gelopen. Hierna is de verdachte terug gelopen en heeft hij bij de auto van [betrokkene 4] gestaan. Vervolgens is [slachtoffer] in de richting van de verdachte gelopen. [slachtoffer] ging verbaal tekeer tegen de verdachte en hij had nog steeds een wapen bij zich. Vervolgens hebben zowel [slachtoffer] als de verdachte op elkaar geschoten, waarbij [slachtoffer] dodelijk is geraakt.
Van een noodzakelijke verdediging tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding kan niet worden gesproken, indien degene die zich verdedigt zich aan de (dreigende) aanranding had kunnen en moeten onttrekken. Bij beantwoording van de vraag of aan de verdachte het zogenoemde onttrekkingsvereiste kan worden tegengeworpen, komt het aan op de omstandigheden van het geval. Omstandigheden die daarbij een rol kunnen spelen, zijn onder meer het al dan niet plotselinge karakter van de aanranding, de plaats waar de aanranding plaatsvond en het gedrag van de verdachte voorafgaand aan de aanranding.
Het hof is van oordeel dat het onttrekkingsvereiste in de onderhavige zaak aan de verdachte kan worden tegengeworpen.
Hoewel ook het hof er van uitgaat dat [slachtoffer] op enig moment met een vuurwapen schoten heeft gelost, bestond er naar het oordeel van het hof voor de verdachte de reële mogelijkheid om nadat het eerdere conflict met [slachtoffer] was beëindigd, weg te gaan en zich aan verder agressief gedrag van [slachtoffer] te onttrekken.
Weggaan en aldus een nadere confrontatie voorkomen kon naar 's hofs oordeel in de gegeven omstandigheden ook van de verdachte worden gevergd.
De verdachte en [betrokkene 1] hebben een confrontatie gehad met [betrokkene 2] en een agressief schreeuwende [slachtoffer] . De agressie van [slachtoffer] was kennelijk gericht tegen de verdachte en niet tegen de andere aanwezige personen. De verdachte wist dat ook. Daarna had de verdachte, gelet op de toestand van [slachtoffer] , zich kunnen en ook moeten realiseren dat de situatie kon escaleren.
Het hof gaat er daarbij - anders dan de verdediging heeft betoogd - op grond van de verklaringen van de getuigen [betrokkene 5] , [betrokkene 7] en [betrokkene 8] van uit dat de verdachte tijdens het eerste conflict buiten heeft gezien dat [slachtoffer] een vuurwapen bij zich had. Dat de verdachte het wapen pas heeft gezien ten tijde van de tweede confrontatie buiten, zoals de verdachte zelf heeft verklaard, acht het hof ongeloofwaardig.
Het hof gaat er op grond van de bewijsmiddelen tevens van uit dat de verdachte vervolgens - na de eerste confrontatie met [slachtoffer] en aldus na het zien van het vuurwapen van [slachtoffer] - naar zijn auto is gelopen om zijn eigen vuurwapen te halen. Het hof acht het uitgesloten dat de verdachte al eerder, ten tijde van het feest en de daaropvolgende eerste confrontatie met [slachtoffer] buiten, in het bezit was van een vuurwapen. Uit de verklaringen van de bewakers van partycentrum [A] blijkt immers dat sprake was van een strenge ingangscontrole, waar de bezoekers door een metaaldetector moesten, hun tassen moesten open maken om te worden gecontroleerd, hun zakken moesten leegmaken en zij bovendien werden gefouilleerd. Hetgeen na afloop van het feest buiten is gebeurd besloeg slechts een kort tijdsbestek en vervolgens is de verdachte één keer heen en weer gelopen naar de auto. Het dossier biedt geen enkel alternatief scenario dan dat de verdachte op dat moment het wapen uit zijn auto heeft gepakt.
Dit alles leidt tot de slotsom dat de verdachte niet alleen niet van de gelegenheid gebruik heeft gemaakt om te vertrekken, hoewel hij die gelegenheid wel had toen hij zich bij zijn auto bevond, maar bovendien zichzelf heeft bewapend alvorens in het bezit van een vuurwapen terug te lopen in de richting van waar [slachtoffer] zich bevond, wetende dat [slachtoffer] het die avond op hem gemunt had, agressief was en een vuurwapen bij zich droeg. Daarmee heeft de verdachte zich naar het oordeel van het hof welbewust in een situatie begeven waarin hem geen beroep op noodweer toekomt.
Het verweer wordt verworpen."
2.5.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van HR 22 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:456, NJ 2016/316 omtrent de in art. 41 Sr omschreven strafuitsluitingsgrond noodweer onder meer het volgende overwogen:
"Geboden door de noodzakelijke verdediging
(...)
Noodzaak van verdediging en onttrekkingsvereiste
3.5.2.
Aan de subsidiariteitseis is niet voldaan indien de verdachte zich niet behoefde te verdedigen en er dus geen noodzaak tot verdediging bestond.
Daarvan is bijvoorbeeld sprake indien de verdachte zich niet alleen aan de aanranding had kunnen, maar zich daaraan ook had moeten onttrekken. Bij de verwerping van een beroep op noodweer kan dus niet worden volstaan met het enkele argument dat de verdachte zich aan de aanranding had kunnen onttrekken.
Het zich aan de aanranding kunnen onttrekken houdt in dat daartoe voor de verdachte een reële en redelijke mogelijkheid moet hebben bestaan. Dit is bijvoorbeeld niet het geval wanneer de positie van de verdachte en de ruimte waarin hij zich bevindt, redelijkerwijs geen mogelijkheid bieden tot onttrekking aan de aanranding.
Onttrekking aan de aanranding moet voorts van de verdachte kunnen worden gevergd. Dit behoeft bijvoorbeeld niet het geval te zijn wanneer de situatie zo bedreigend is dat zich onttrekken aan de aanranding geen reëel alternatief is. Ook bij een aanranding van anderen kan zich het geval voordoen dat men zich niet behoefde te onttrekken aan de aanranding. Bovendien kan iemands hoedanigheid - bijvoorbeeld die van politieambtenaar of van een op basis van art. 53 Sv optredend persoon - hier van belang zijn."
2.6.
Het Hof heeft onder meer vastgesteld dat:
(i) buiten een partycentrum waar een feest had plaatsgevonden, een ruzie was tussen onder meer de verdachte en [slachtoffer] waarbij [slachtoffer] zich heel boos en agressief gedroeg jegens de verdachte en stond te zwaaien met een vuurwapen;
(ii) [slachtoffer] tijdens die ruzie tegen de verdachte heeft geschreeuwd "Ik ben niet bang. Ik ben helemaal klaar met jullie. Doe wat jullie willen doen. Ik ben helemaal voorbereid" en "Laat zien dat je stoer bent. Nu moet je laten zien dat je stoer bent" en heeft gezegd dat hij niet bang was om dood te gaan;
(iii) de verdachte wist dat de agressie van [slachtoffer] alleen tegen hem was gericht en dat hij heeft gezien dat [slachtoffer] een vuurwapen bij zich had;
(iv) de verdachte vervolgens naar zijn auto is gegaan, de gelegenheid had om te vertrekken maar in plaats daarvan een wapen heeft gepakt en is teruggelopen in de richting van [slachtoffer] waarna door zowel [slachtoffer] als de verdachte is geschoten.
Gelet op deze vaststellingen en in aanmerking genomen hetgeen onder 2.5 is vooropgesteld, getuigt het oordeel van het Hof dat "voor de verdachte de reële mogelijkheid [bestond] om nadat het eerdere conflict met [slachtoffer] was beëindigd, weg te gaan en zich aan verder agressief gedrag van [slachtoffer] te onttrekken" en dat van de verdachte ook gevergd mocht worden dat hij wegging, niet van een onjuiste rechtsopvatting en is het niet onbegrijpelijk. Dat oordeel draagt de verwerping van het verweer zelfstandig zodat de overige tegen die verwerping gerichte klachten geen bespreking behoeven.
2.7.
Het middel faalt.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en E.F. Faase, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
18 april 2017.