ECLI:NL:HR:2017:758

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 april 2017
Publicatiedatum
20 april 2017
Zaaknummer
16/02507
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over schadevergoeding door penningmeester van stichting na strafrechtelijke veroordeling voor diefstal

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 april 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiser] tegen de Stichting Zwembad Hoogkerk. De zaak betreft een vordering tot schadevergoeding door de penningmeester van de stichting, die strafrechtelijk was veroordeeld wegens diefstal van geld van de stichting. De centrale vraag was of de gelden aan de penningmeester verschuldigd waren en hoe de stelplicht en bewijslast in deze context dienden te worden beoordeeld.

De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen en arresten in de feitelijke instanties, waaronder vonnissen van de rechtbank Groningen en arresten van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De penningmeester had beroep in cassatie ingesteld tegen de arresten van het hof, waarbij de Stichting niet verschenen was. De Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent had geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, waarop de advocaat van [eiser] had gereageerd.

De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in het cassatiemiddel naar voren waren gebracht, niet tot cassatie konden leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81 lid 1 RO, waarbij werd gesteld dat de klachten geen nadere motivering behoefden, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk werd het beroep verworpen en werd [eiser] in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van de Stichting op nihil waren begroot.

Uitspraak

21 april 2017
Eerste Kamer
16/02507
TT/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. H.J.W. Alt,
t e g e n
STICHTING ZWEMBAD HOOGKERK,
gevestigd te Hoogkerk, gemeente Groningen,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en de Stichting.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 113686 / HA ZA 09-946 van de rechtbank Groningen van 4 mei 2011 en 29 februari 2012;
b. de arresten in de zaak 200.105.601/01 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 9 september 2014, 3 februari 2015 en 19 januari 2016, verbeterd bij arrest van 16 februari 2016.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de arresten van het hof heeft [eiser] beroep
in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding en het herstelexploot zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Tegen de Stichting is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het cassatieberoep. De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 24 maart 2017 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Stichting begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
21 april 2017.