ECLI:NL:HR:2017:853

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 mei 2017
Publicatiedatum
11 mei 2017
Zaaknummer
16/05270
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 mei 2017 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van [X] B.V. tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 29 september 2016, nr. 10/00831bis, betreffende een verzoek tot vergoeding van immateriële schade. De zaak kwam aan de Hoge Raad omdat de griffier van de Hoge Raad de belanghebbende had gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en een termijn van vier weken had gesteld voor de betaling. De belanghebbende heeft echter het griffierecht niet voldaan en heeft ook geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te verklaren waarom de betaling niet tijdig had plaatsgevonden.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het beroep in cassatie op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Dit betekent dat de Hoge Raad de zaak niet inhoudelijk heeft behandeld, omdat de belanghebbende niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep in cassatie heeft voldaan. De Hoge Raad heeft ook geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten, wat betekent dat de kosten van de procedure niet aan de belanghebbende worden opgelegd.

De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van het tijdig voldoen aan proceskosten en griffierechten in het kader van cassatieprocedures. Het niet voldoen aan deze verplichtingen kan leiden tot niet-ontvankelijkheid van het beroep, zoals in deze zaak is gebeurd. De beslissing is openbaar uitgesproken, waarbij de vice-president en de raadsheren aanwezig waren.

Uitspraak

12 mei 2017
Nr. 16/05270
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof 's-Hertogenboschvan 29 september 2016, nr. 10/00831bis, betreffende een verzoek tot vergoeding van immateriële schade.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 16 december 2016, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 20 januari 2017, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald. Belanghebbende heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
Het beroep in cassatie moet op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en M.E. van Hilten, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2017.