ECLI:NL:HR:2017:860

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 mei 2017
Publicatiedatum
11 mei 2017
Zaaknummer
16/06113
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens ontbrekende gronden

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 mei 2017 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van een belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Den Haag. De zaak betreft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie, waarbij de Hoge Raad heeft vastgesteld dat het beroepschrift niet voldeed aan de vereisten van artikel 6:5, lid 1, letter d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het beroepschrift bevatte namelijk niet de gronden van het beroep, wat een essentieel vereiste is.

De griffier van de Hoge Raad heeft de belanghebbende op 22 december 2016 per aangetekende brief in de gelegenheid gesteld om het verzuim binnen zes weken te herstellen. Deze termijn eindigde op 2 februari 2017. Aangezien de belanghebbende niet tijdig heeft gereageerd en de op 3 februari 2017 ingediende brief als te laat is aangemerkt, heeft de Hoge Raad besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren.

De Hoge Raad heeft ook overwogen dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 12 mei 2017, en het arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, samen met de raadsheren Th. Groeneveld en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.

Uitspraak

12 mei 2017
Nr. 16/06113
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Den Haagvan 8 november 2016, nr. SGR 16/1046 V, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank van 15 juni 2016.

1 Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Het beroepschrift in cassatie bevat, hoewel artikel 6:5, lid 1, letter d, Awb dit vereist, niet de gronden van het beroep.
Bij aangetekende brief van 22 december 2016, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, heeft de griffier van de Hoge Raad belanghebbende in de gelegenheid gesteld dat verzuim binnen zes weken na de dagtekening van deze brief te herstellen. Die termijn eindigde op 2 februari 2017.
Nu herstel van het verzuim niet tijdig heeft plaatsgevonden – de op 3 februari 2017 per fax bij de Hoge Raad ingekomen brief wordt als te laat ingekomen buiten beschouwing gelaten –, zal de Hoge Raad met toepassing van het bepaalde in artikel 6:6 Awb het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2017.