ECLI:NL:HR:2017:870

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 mei 2017
Publicatiedatum
12 mei 2017
Zaaknummer
16/03435
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid kennis te nemen van faillissementsverzoek en toepasselijkheid van insolventieverordening

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 mei 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiseres] tegen het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft de bevoegdheid van de Nederlandse rechter om kennis te nemen van een faillissementsverzoek en de toepasselijkheid van de Insolventieverordening, specifiek de vraag of het 'Centre of Main Interests' of artikel 2 van de Faillissementswet van toepassing is. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken van de rechtbank Amsterdam en het gerechtshof Amsterdam, die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak. De advocaat-generaal L. Timmerman heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, en de Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd. De klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, zijn door de Hoge Raad niet gegrond bevonden, en de Hoge Raad heeft geoordeeld dat deze klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee het eerdere oordeel van het gerechtshof in stand blijft.

Uitspraak

12 mei 2017
Eerste Kamer
16/03435
TT/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiseres] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. J. van Weerden,
t e g e n
1. Mr. Peter Rudolf DEKKER, in zijn hoedanigheid van curator in de faillissementen van Montemagno B.V., Crescendo Leisure Concepts Holding B.V., LHO Beheer B.V., [A] B.V. en LCG Canada Financial Products 1 B.V.,
kantoorhoudende te Rosmalen, gemeente ’s-Hertogenbosch,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. A.C. van Schaick,
2. mr. Philip Willem SCHREURS en mr. Jan Evert STADIG, in de hoedanigheid van curatoren in het faillissement van [betrokkene 1],
kantoorhoudende te Eindhoven,
VERWEERDERS in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres], Dekker q.q. en de curatoren.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak C13/16/171F van de rechtbank Amsterdam van 1 april 2016;
b. het arrest in de zaak 200.189.088 van het gerechtshof Amsterdam van 26 mei 2016;
c. het arrest in de zaak 200.191.955 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 27 juni 2016.
De arresten van het gerechtshof Amsterdam en het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden zijn aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest en het aanvullend verzoekschrift zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Dekker q.q. heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De curatoren hebben geen verweerschrift ingediend.
De zaak is voor Dekker q.q. toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiseres] heeft bij brief van 31 maart 2017 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.A. Streefkerk als voorzitter en de raadsheren G. Snijders, G. de Groot, T.H. Tanja-van den Broek en M.J. Kroeze, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
12 mei 2017.