Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
3.Beoordeling van het tweede en het derde middel
4.Slotsom
5.Beslissing
16 mei 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 mei 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte was in hoger beroep veroordeeld voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, waarbij de woorden "ik kom wel even langs en dan laat ik je die ijzer wel zien" werden gebruikt. De Hoge Raad oordeelde dat deze woorden, die in de context van straattaal als verwijzing naar een vuurwapen kunnen worden geïnterpreteerd, bij de aangever redelijke vrees konden opwekken voor zijn leven. De Hoge Raad bevestigde dat het opzet van de verdachte gericht was op het veroorzaken van deze vrees.
Daarnaast werd in de cassatiefase een middel ingediend dat stelde dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, was overschreden omdat de stukken te laat door het Hof waren ingezonden. De Hoge Raad oordeelde dat dit middel gegrond was, maar dat er geen rechtsgevolg aan verbonden hoefde te worden, gezien de opgelegde straf en de mate van overschrijding van de termijn. De overige middelen werden verworpen, omdat zij niet leidden tot cassatie en geen nadere motivering vereisten. Uiteindelijk werd het beroep verworpen, en bleef de uitspraak van het Gerechtshof in stand.