Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
3.Beoordeling van het tweede middel
4.Slotsom
5.Beslissing
16 mei 2017.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de ongeldigverklaring van het rijbewijs van de verdachte, die op 23 februari 2014 in Dordrecht een motorrijtuig bestuurde terwijl hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. De Hoge Raad behandelt het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 20 oktober 2015. De verdachte heeft zijn beroep ingesteld via zijn advocaat E.R. Weening, die middelen van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het Gerechtshof.
De Hoge Raad oordeelt dat uit de enkele omstandigheid dat het besluit tot ongeldigverklaring van het rijbewijs per aangetekende brief is verzonden en niet retour is gekomen, niet kan worden afgeleid dat de verdachte wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Dit oordeel is in samenhang met andere omstandigheden, zoals het wisselen van zitplaats in het voertuig door de verdachte en zijn vriendin, niet voldoende om te concluderen dat de verdachte wetenschap had van de ongeldigverklaring. De bewezenverklaring dat de verdachte wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard, is niet naar de eisen der wet met redenen omkleed.
De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht en afgedaan. Deze uitspraak is gedaan op 16 mei 2017 door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.