ECLI:NL:HR:2017:886

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 mei 2017
Publicatiedatum
16 mei 2017
Zaaknummer
15/05096
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeldigverklaring rijbewijs en wetenschap verdachte

In deze zaak gaat het om de ongeldigverklaring van het rijbewijs van de verdachte, die op 23 februari 2014 in Dordrecht een motorrijtuig bestuurde terwijl hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. De Hoge Raad behandelt het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 20 oktober 2015. De verdachte heeft zijn beroep ingesteld via zijn advocaat E.R. Weening, die middelen van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het Gerechtshof.

De Hoge Raad oordeelt dat uit de enkele omstandigheid dat het besluit tot ongeldigverklaring van het rijbewijs per aangetekende brief is verzonden en niet retour is gekomen, niet kan worden afgeleid dat de verdachte wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Dit oordeel is in samenhang met andere omstandigheden, zoals het wisselen van zitplaats in het voertuig door de verdachte en zijn vriendin, niet voldoende om te concluderen dat de verdachte wetenschap had van de ongeldigverklaring. De bewezenverklaring dat de verdachte wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard, is niet naar de eisen der wet met redenen omkleed.

De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht en afgedaan. Deze uitspraak is gedaan op 16 mei 2017 door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.

Uitspraak

16 mei 2017
Strafkamer
nr. S 15/05096
SG/LN
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 20 oktober 2015, nummer 22/002022-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft E.R. Weening, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag, teneinde in hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het eerste middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beoordeling van het tweede middel

3.1.
Het middel klaagt dat uit de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen niet kan volgen dat de verdachte "wist" dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard.
3.2.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij, op 23 februari 2014, te Dordrecht, terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de Oranjelaan, als bestuurder een motorrijtuig, te weten een personenauto, van die categorie of categorieën heeft bestuurd."
3.3.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Een proces-verbaal misdrijf d.d. 12 maart 2014 van de politie Zuid-Holland-Zuid met zaaknummer 0013700964. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - :
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Ik constateerde dat een persoon een feit pleegde dat valt onder artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Waarneming:
Datum 23-02-2014
Omstreeks 10:16 uur
Plaats Dordrecht
Locatie Oranjelaan
Soort weg een weg, zijnde een voor het openbaar verkeer openstaande weg
Voertuig personenauto
Verdachte werd ter controle op de naleving van de bij of krachtens de WVW 1994 gestelde bepalingen gevorderd zijn motorrijtuig te doen stilhouden. Bij informatie bleek dat het rijbewijs van verdachte voor het besturen van genoemd voertuig door het CBR ongeldig was verklaard.
Personalia verdachte: [verdachte], geboren [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats]
2. Een geschrift, zijnde de mededeling van het CBR van de ongeldigverklaring van het rijbewijs van de verdachte, aangetekend verzonden op 9 maart 2007 en niet retour gekomen.
3. Een proces-verbaal Wet Mulder d.d. 5 oktober 2014 van de Politie, Eenheid Rotterdam, met nr. PL1700-2014403384-1. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - :
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Aanvullend kan ik verklaren dat [verdachte] en zijn vriendin wisselden van zitplaats in het voertuig, nadat wij hen tegemoetkomend waren gepasseerd.
Het onder 2 gebruikte geschrift is slechts gebruikt in samenhang met andere bewijsmiddelen."
3.4.
Het Hof heeft voorts het volgende overwogen:
"Wetenschap
Namens de verdachte is bepleit dat uit het dossier niet volgt dat de verdachte wetenschap had van de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt. Het besluit van 9 maart 2007 tot ongeldigverklaring van het rijbewijs van de verdachte is aangetekend verzonden en niet retour gekomen. Daarnaast is door de verbalisant waargenomen dat de verdachte en zijn vriendin na het tegemoetkomend passeren van het politievoertuig wisselden van zitplaats, waarna de vriendin van verdachte reed. Uit deze omstandigheden leidt het hof af dat de verdachte op 23 februari 2014 moet hebben geweten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard."
3.5.
Uit de enkele omstandigheid dat het besluit tot ongeldigverklaring van het rijbewijs van de verdachte per aangetekende brief aan deze is verzonden en niet retour is gekomen bij het CBR, kan niet worden afgeleid dat de verdachte wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Die gevolgtrekking kan daaraan ook niet worden verbonden in samenhang met hetgeen het Hof blijkens de hiervoor weergegeven bewijsvoering voor het overige in aanmerking heeft genomen.
De bewezenverklaring, voor zover inhoudende dat de verdachte wist dat een op de naam van de verdachte gesteld rijbewijs ongeldig was verklaard, is daarom niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
3.6.
Het middel is terecht voorgesteld.

4.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
16 mei 2017.