ECLI:NL:HR:2017:895

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 mei 2017
Publicatiedatum
16 mei 2017
Zaaknummer
15/04449
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over profijtontneming en ontvankelijkheid van het beroep

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 17 september 2015, betreffende een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De betrokkene, geboren in 1960, heeft geen middelen van cassatie ingediend. De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de betrokkene in het beroep. De Hoge Raad heeft beoordeeld of de betrokkene ontvankelijk is in zijn beroep. Aangezien de betrokkene niet binnen de wettelijke termijn een schriftuur met middelen van cassatie heeft ingediend, is niet voldaan aan de vereisten van artikel 437, tweede lid, in verbinding met artikel 511h van het Wetboek van Strafvordering. Hierdoor kan de betrokkene niet in het beroep worden ontvangen. De Hoge Raad heeft op 16 mei 2017 het arrest gewezen, waarin de betrokkene niet-ontvankelijk is verklaard in het beroep. Dit arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting, waarbij de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, en in aanwezigheid van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg.

Uitspraak

16 mei 2017
Strafkamer
Nr. S 15/04449 P
SLU
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 17 september 2015, nummer 22/004175-14, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de betrokkene in het beroep.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Nu de betrokkene niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, in verbinding met art. 511h van het Wetboek van Strafvordering, zodat de betrokkene in het beroep niet kan worden ontvangen.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de betrokkene niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
16 mei 2017.