ECLI:NL:HR:2017:988

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 juni 2017
Publicatiedatum
1 juni 2017
Zaaknummer
16/02306
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 juni 2017 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van [X] B.V. tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 1 april 2016, nr. BRE 15/455. Het beroep betreft een verzet van belanghebbende tegen een opgelegde naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting over de periode van 25 augustus 2014 tot en met 24 november 2014, alsook de daarbij gegeven boetebeschikking. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld, waarbij belanghebbende een beroep deed op betalingsonmacht met betrekking tot het verschuldigde griffierecht.

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende herhaaldelijk in de gelegenheid gesteld om informatie te verstrekken over de betalingsonmacht, maar de aangevoerde redenen werden niet als voldoende geacht om aan te nemen dat belanghebbende niet in staat was het griffierecht te voldoen. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het griffierecht niet is betaald en dat de argumenten van belanghebbende niet overtuigend waren. Op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard.

De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing is openbaar uitgesproken en ondertekend door de vice-president en de raadsheren.

Uitspraak

2 juni 2017
Nr. 16/02306
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Zeeland-West-Brabantvan 1 april 2016, nr. BRE 15/455, op het verzet van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank betreffende een aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting over de periode 25 augustus 2014 tot en met 24 november 2014 en de daarbij gegeven boetebeschikking.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Belanghebbende heeft ter zake van de betaling van het verschuldigde griffierecht een beroep op betalingsonmacht gedaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 8 juli 2016 in de gelegenheid gesteld binnen vier weken na dagtekening van die brief informatie te verstrekken waaruit zou kunnen blijken dat het verschuldigde griffierecht niet kan worden betaald. Hetgeen belanghebbende in haar reactie op de brief van 8 juli 2016 aanvoert, vormt geen grond voor het oordeel dat zij niet in staat is het verschuldigde griffierecht te voldoen.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 9 maart 2017 gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij brief van 7 april 2017 in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald. Hetgeen belanghebbende in haar brief van 13 april 2017 aanvoert, vormt geen grond voor het oordeel dat belanghebbende niet in staat is het verschuldigde griffierecht te voldoen.
Het beroep in cassatie moet op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en M.E. van Hilten, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 2 juni 2017.