ECLI:NL:HR:2018:1055

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 juli 2018
Publicatiedatum
2 juli 2018
Zaaknummer
16/06232
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de bewijsvoering en het horen van getuigen in verkrachtingszaken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 juli 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam. De verdachte was veroordeeld voor twee verkrachtingen en wederrechtelijke vrijheidsberoving. De Hoge Raad heeft zich gebogen over de vraag of het Hof de verklaringen van de aangeefsters, A en B, terecht tot bewijs heeft gebezigd zonder hen ambtshalve als getuigen te horen. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere rechtspraak met betrekking tot het recht op een eerlijk proces, zoals vastgelegd in artikel 6 van het EVRM. Het Hof had vastgesteld dat de verklaringen van de aangeefsters consistent waren en voldoende steun vonden in andere bewijsmiddelen. De verdachte had aangevoerd dat de verklaringen onbetrouwbaar waren en dat hij niet de mogelijkheid had gehad om de aangeefsters te ondervragen. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof niet onjuist heeft geoordeeld en dat de verklaringen van de aangeefsters voor het bewijs konden worden gebruikt. De Hoge Raad verwerpt het beroep van de verdachte, waarmee de veroordeling in stand blijft.

Uitspraak

3 juli 2018
Strafkamer
nr. S 16/06232
SA
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 22 december 2016, nummers 23/002155-13 en 23/002273-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft D.E. Wiersum, advocaat te Haarlem, bij schriftuur en aanvullende schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schrifturen zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal W.H. Vellinga heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het tweede middel

2.1.
Het middel behelst de klacht dat de verklaringen van de aangeefsters ten onrechte tot het bewijs zijn gebezigd, nu het Hof in strijd met art. 6 EVRM hen niet ambtshalve ter terechtzitting heeft gehoord.
2.2.
Ten laste van de verdachte is - voor zover in cassatie van belang - in de zaken I en II-A bewezenverklaard dat:
"Zaak I onder 1
hij op 10 augustus 2012 in de gemeente Amsterdam door geweld of andere feitelijkheden en bedreiging met geweld [betrokkene 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [betrokkene 1] , hebbende verdachte [betrokkene 1] gedwongen te dulden dat verdachte zijn penis in de vagina en de anus van [betrokkene 1] duwde/bracht en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheden en die bedreiging met geweld hierin dat verdachte
- [betrokkene 1] met kracht bij haar nek heeft vastgepakt en vervolgens op de grond heeft geduwd en
- een mes op de keel van [betrokkene 1] heeft gezet en gehouden en
- tegen [betrokkene 1] dreigend heeft gezegd dat zij moest stoppen met schreeuwen en
- tegen [betrokkene 1] dreigend heeft gezegd, terwijl [betrokkene 1] werd gebeld door een vriendin en de telefoon opnam, 'Je gaat nu zeggen dat ik weg ben en dat alles oké is en dat ik net de deur uit ben' en
- [betrokkene 1] vervolgens heeft gedwongen een sms-bericht te versturen aan een vriendin met daarin de tekst dat alles goed was en
- tegen [betrokkene 1] heeft gezegd 'Ga liggen' en [betrokkene 1] met kracht in haar nek heeft geduwd waardoor [betrokkene 1] voorover op bed viel en
- [betrokkene 1] op haar rug heeft gedraaid en bovenop haar is gaan zitten en zijn mond op de mond van [betrokkene 1] heeft gedrukt en heeft getracht zijn tong in de mond van [betrokkene 1] te steken en hierbij dreigend tegen [betrokkene 1] heeft gezegd 'Kijk me aan!' en
- het shirt van [betrokkene 1] ruw omhoog heeft getrokken en de broek van [betrokkene 1] open heeft getrokken en met kracht de broek heeft uitgetrokken en de bh van [betrokkene 1] heeft losgemaakt en uitgetrokken en
- de schouders van [betrokkene 1] in het matras heeft geduwd en
- meermalen zijn penis in de vagina van [betrokkene 1] heeft geduwd en in ieder geval éénmaal zijn penis in de anus van [betrokkene 1] heeft geduwd en
- tegen [betrokkene 1] heeft gezegd dat zij tegen hem moest zeggen ' [verdachte] , je bent een klootzak' en
- een stofzuigerstang onder de deurknop van de kamer van [betrokkene 1] heeft gezet en
- tegen [betrokkene 1] heeft gezegd dat ze niet naar het toilet op de gang mocht gaan en dat ze maar in de wasbak moest plassen en dreigend tegen [betrokkene 1] heeft gezegd 'Dat kan je maar beter niet doen';
Zaak I onder 2
hij op 10 augustus 2012 in de gemeente Amsterdam opzettelijk [betrokkene 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door
- een stofzuigerstang onder de deurknop van de deur van de kamer van [betrokkene 1] te klemmen/zetten en
- tegen [betrokkene 1] te zeggen dat ze niet naar het toilet op de gang mocht gaan en dat ze maar in de wasbak (in de kamer) moest plassen en dreigend tegen [betrokkene 1] te zeggen 'Dat kan je maar beter niet doen';
Zaak II-A onder 1
hij op 10 augustus 2013 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een autosleutel en een personenauto, merk Renault Clio ( [AA-00-BB] ), toebehorende aan [betrokkene 2] ;
Zaak II-A onder 2
hij op 10 augustus 2013 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, door geweld of andere feitelijkheden [betrokkene 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [betrokkene 2] , hebbende verdachte
- meermalen zijn penis en/of vingers in de vagina van [betrokkene 2] gebracht en/of geduwd en/of gehouden en
- zijn tong en/of zijn vinger(s) in de mond van [betrokkene 2] gebracht en/of gehouden en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheden hierin dat verdachte
- onverhoeds de slaapkamer van [betrokkene 2] is binnengegaan en
- met zijn volle gewicht onverhoeds op [betrokkene 2] , die in bed lag, is gaan liggen/gesprongen en
- haar armen heeft vastgepakt en heeft vastgehouden, terwijl [betrokkene 2] trachtte los te komen en
- tegen [betrokkene 2] heeft gezegd dat ze haar kleding moest uitdoen en/of de kleding van [betrokkene 2] heeft uitgetrokken en
- het lichaam van [betrokkene 2] heeft omgedraaid zodat [betrokkene 2] op haar buik kwam te liggen en
- vervolgens haar armen met panty's heeft vastgebonden aan het bed en
- [betrokkene 2] de woorden heeft toegevoegd: "Ik ben nu al zover. Ik weet dat het slecht is. Ik had een droom en nu moet ik het waarmaken. Ik ga je neuken" en "Ik kan nu niet meer terug" en "Ik wil dat je een paar dingen zegt. Ik wil dat je zegt dat ik het moet filmen. Voor de zekerheid", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en
- [betrokkene 2] gefilmd heeft met zijn, verdachtes, mobiele telefoon, waarbij [betrokkene 2] door verdachte gedwongen werd te zeggen: "film film me, ik wil dat je me nu neukt" en
- [betrokkene 2] op haar billen heeft geslagen en
- [betrokkene 2] aan haar haren heeft vastgepakt en heeft vastgehouden,
en aldus voor [betrokkene 2] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan dat zij zich niet aan de seksuele handelingen met verdachte kon onttrekken en/of durfde te onttrekken;"
2.3.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsvoering:
"Bewijsoverwegingen ten aanzien van zaak I
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van verkrachting en wederrechtelijke vrijheidsberoving en heeft daartoe aangevoerd dat de verklaringen van de aangeefster [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1] ) betrouwbaar zijn en voldoende steun vinden in andere bewijsmiddelen. De door de verdachte opgevoerde alternatieve lezing dat sprake is geweest van seks met wederzijds goedvinden, acht de advocaat-generaal onaannemelijk.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde verkrachting en wederrechtelijke vrijheidsberoving. Daartoe is - onder verwijzing naar het bepaalde in artikel 342, tweede lid, Sv - aangevoerd dat de verklaringen van [betrokkene 1] in onvoldoende mate steun vinden in het overige bewijsmateriaal, terwijl het scenario van de verdachte, inhoudende dat sprake was van vrijwillige seks en dat hij op verzoek van [betrokkene 1] de deur met de stofzuigerstang heeft gebarricadeerd, door andere bewijsmiddelen wordt ondersteund. Voor het geval dat het hof (a) de conclusie van de arts M. Hollmann dat de door haar bij [betrokkene 1] geconstateerde letsels goed passen bij de door laatstgenoemde opgegeven toedracht (p. 87) bij een bewezenverklaring betrekt of (b) het rugletsel dat [betrokkene 1] stelt te hebben bekomen relevant acht voor de beantwoording van de vraag of zij voor- of achterover van haar fiets is gevallen, heeft de raadsman - voorwaardelijk - verzocht M. Hollmann als deskundige te doen horen.
Oordeel van het hof
Inleiding
Het hof ziet zich, mede in het licht van de door de raadsman gevoerde bewijsverweren, gesteld voor de vraag of de verklaringen van [betrokkene 1] betrouwbaar zijn en of deze verklaringen voldoende steun vinden in andere bewijsmiddelen. Deze vragen lenen zich met betrekking tot het in deze zaak onder 1 en 2 ten laste gelegde voor een gezamenlijke bespreking.
Verklaringen [betrokkene 1]
heeft op 10, 12 en 16 augustus 2012 en 1 november 2012 ten overstaan van de politie en op 17 december 2012 tegenover de rechter-commissaris verklaringen afgelegd. De strekking van deze verklaringen is - samengevat - de volgende.
Op 10 augustus 2012 heeft [betrokkene 1] , die een avond uit was met haar vriendinnen [betrokkene 3] en [betrokkene 4] , de verdachte even na 03:00 uur ontmoet nabij een bushalte in de omgeving van het Leidseplein. Nadat [betrokkene 3] en [betrokkene 4] met de bus waren vertrokken, liep [betrokkene 1] naar haar fiets. De verdachte liep met haar mee en vroeg of hij mee kon rijden. Hoewel zij dacht dat haar bagagedrager het mogelijk niet zou houden, stemde zij ermee in de verdachte een lift te geven. Onderweg brak de bagagedrager. Daarbij bezeerde [betrokkene 1] , die achterop zat, haar rechter hand en haar onderrug. Vervolgens hebben beiden lopend hun weg vervolgd; de verdachte hield de fiets vast. Bij de woning van [betrokkene 1] - een studentenkamer - vroeg de verdachte of het goed was dat hij mee naar binnen ging om zijn telefoon op te laden. Hij zei ook dat hij binnen gedurende een half uur op de bus wilde wachten. Hij kwam dicht bij haar staan. [betrokkene 1] voelde zich ongemakkelijk en geïntimideerd, durfde geen 'nee te zeggen' en wist niet goed hoe zij de verdachte weg moest krijgen. Toen is de verdachte mee naar binnen gelopen. Daar is [betrokkene 1] in een stoel gaan zitten. De verdachte is naast haar in die stoel gaan zitten. [betrokkene 1] wilde dat niet en stond op uit de stoel. Toen pakte de verdachte haar vast en probeerde haar terug te trekken. [betrokkene 1] rukte zich los en zei: "Niet doen". Toen werd [betrokkene 1] op haar telefoon gebeld door haar vriendin [betrokkene 3] die vroeg of alles goed was. Nadat [betrokkene 1] antwoordde dat de verdachte er nog was, greep de verdachte haar in de nek, kneep haar hard en drukte het gesprek weg. [betrokkene 1] heeft toen geschreeuwd. De verdachte pakte haar daarop bij haar keel, duwde haar op de grond, hield een mes tegen haar keel en maande haar te stoppen met schreeuwen.
[betrokkene 1] zei dat zij geen lucht meer kreeg, waarna de verdachte zei: "Jij gaat nu je kop houden". Hij drukte hard met het mes tegen haar wangen en kneep in haar wangen. Hij zei: "Als je nu niet doet wat ik zeg, ik zweer het, ik snij je keel door". [betrokkene 3] belde op dat moment nogmaals. [betrokkene 1] moest vervolgens van de verdachte zeggen dat alles oké was en dat hij weg was. Hierop heeft zij nog een berichtje naar [betrokkene 3] gestuurd. Zij maakte daarin expres veel typfouten, in de hoop dat [betrokkene 3] daaruit zou opmaken dat er wel degelijk iets aan de hand was. Op instigatie van de verdachte zette [betrokkene 1] vervolgens haar telefoon uit. De verdachte heeft hierna de deur van de woning op slot gedraaid en de stofzuigerstang tussen de klink en de deur gezet. De verdachte zei [betrokkene 1] te gaan liggen en duwde haar vervolgens in haar nek voorover op het bed en verkrachtte haar eerst vaginaal en vervolgens anaal. Daarna moest zij plassen, maar omdat zij van de verdachte de kamer niet mocht verlaten, moest zij zich op de wasbak in haar kamer ontlasten. Vervolgens verkrachtte de verdachte haar nogmaals vaginaal. [betrokkene 1] probeerde hierop haar vagina af te vegen met toiletpapier dat bij de wasbak lag en plaste nog een keer op de wasbak. Daarna moest [betrokkene 1] weer bij de verdachte in bed komen liggen. De verdachte draaide haar op haar zij, waarbij [betrokkene 1] zag dat hij een condoom om zijn penis had. Vervolgens verkrachtte de verdachte haar wederom vaginaal. Toen de verdachte even later in slaap was gevallen heeft [betrokkene 1] haar telefoon gepakt en haar badjas aangetrokken en is zij barrevoets naar buiten gevlucht. Zij verschuilde zich achter een vrachtwagen en belde eerst naar [betrokkene 3] en daarna naar 112.
Het hof stelt vast dat [betrokkene 1] vanaf het eerste contact met de politie en bij alle latere verklaringen die zij heeft afgelegd, gewag heeft gemaakt van het dreigen door de verdachte, het gebruik van het mes en het tegen haar wil gemeenschap moeten hebben. Zij is op deze en andere essentiële onderdelen gedetailleerd en zeer consistent in haar lezing gebleken.
De geloofwaardigheid en betrouwbaarheid van de verklaringen van [betrokkene 1] worden onderstreept door de toestand waarin zij zich bevond nadat zij haar woning had verlaten. In het - om 6.42 uur - gevoerde gesprek met [betrokkene 3] heeft zij huilend en 'heel erg' in paniek verteld dat zij bij de keel was gegrepen en dat er een mes op haar gezicht was gezet. In het gesprek dat [betrokkene 1] om 6:46 uur met de telefonist van de Centrale Meldkamer van de politie heeft gevoerd, heeft zij huilend en hoorbaar in paniek melding gemaakt van de verkrachting. Kort hierop hebben politieambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] [betrokkene 1] op straat aangetroffen, terwijl zij zeer angstig uit haar ogen keek, over haar hele lichaam trilde, haar gezicht nat was, haar ogen bloeddoorlopen waren van het huilen en haar make-up was uitgelopen. Bovendien was zij slechts gekleed in een badjas en stond zij op blote voeten. Uit deze laatste omstandigheden spreekt dat zij haar eigen woning met de grootst mogelijke spoed heeft willen verlaten.
Op grond van bovenstaande komt de verklaring van [betrokkene 1] over hetgeen op 10 augustus 2012 in de vroege ochtend is gebeurd authentiek op het hof over.
Bewijsminimum
Het hof stelt voorop dat het bewijs dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, gelet op het tweede lid van artikel 342 Sv, door de rechter niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Dit zogenoemde bewijsminimum heeft betrekking op de verklaringen van getuigen afgelegd ter zitting, maar is eveneens van toepassing op getuigenverklaringen die zijn opgenomen in een proces-verbaal van een opsporingsambtenaar. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
Het hof begrijpt het verweer van de raadsman aldus dat hij betoogt dat het bewijs dat de verdachte haar tot de seksuele handelingen die met haar zijn verricht heeft gedwongen en het bewijs van de wederrechtelijke vrijheidsberoving enkel zou kunnen worden gestoeld op haar eigen verklaringen.
Het hof onderschrijft dit standpunt niet. De verklaringen van [betrokkene 1] vinden in voldoende mate steun in de overige tot het bewijs gebezigde bewijsmiddelen, in het bijzonder:
1) de verklaringen van [betrokkene 3] , het proces-verbaal van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] voornoemd en de transcriptie van het gesprek dat [betrokkene 1] heeft gevoerd met de telefonist van de Centrale Meldkamer van de politie, meer specifiek in hetgeen daaruit naar voren komt omtrent de toestand waarin [betrokkene 1] zich bevond nadat zij haar woning had verlaten;
2) de weergave van de tussen [betrokkene 1] en [betrokkene 3] gevoerde WhatsApp-gesprekken, waaruit het hof afleidt dat [betrokkene 1] niet wilde dat de verdachte met haar meeging naar haar woning, zij diens aanwezigheid in haar woning beangstigend vond en dat zij wilde dat hij weg zou gaan. Uit die weergave blijkt voorts dat [betrokkene 1] om 04:44:38 uur aan [betrokkene 3] heeft gemeld dat de verdachte weg is en haar om 04:45:08, 04:45:13 en 04:45:18 uur drie met typefouten doorspekte berichten heeft gestuurd waarop door [betrokkene 3] met een vraagteken is gereageerd.
3) de letselverklaring van M. Hollmann, waarin is vermeld dat [betrokkene 1] snijwonden op de wang en in de hals had, alsook verkleuringen in de rechter hals en drukwonden aan de binnenzijde van de wang. Naar het (eigen) oordeel van het hof passen deze verwondingen bij de verklaring van [betrokkene 1] , inhoudende dat de verdachte haar met kracht bij de keel heeft gegrepen, in haar wang heeft geknepen en een mes tegen haar keel en wang heeft gedrukt;
4) de verklaring van de verdachte, voor zover inhoudende dat de verkleuringen van de hals van [betrokkene 1] zouden kunnen ontstaan, doordat hij haar tijdens de seks bij de keel heeft vastgepakt;
5) de verklaring van de verdachte, voor zover inhoudende dat hij de deur van de woning van de [betrokkene 1] op slot heeft gedraaid en de stofzuigerstang onder de deurklink heeft gezet;
6) het proces-verbaal waarin is gerelateerd dat in de woning van [betrokkene 1] een stofzuigerstang is aangetroffen, waaraan wel een zuigmond, maar geen slang was bevestigd;
7) de brieven van respectievelijk A. Kremers, cognitief gedragstherapeutisch werker en seksuoloog, en M. van den Brink, Gz-psycholoog, waaruit naar voren komt dat [betrokkene 1] van september 2012 tot en met november 2014 is behandeld voor een Post Traumatische Stress Stoornis (PTSS).
Het verweer wordt verworpen.
Het door de verdachte geschetste scenario
Door de verdachte is tegenover de politie en op de terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep een alternatief scenario geschetst. Dat houdt het volgende in.
[betrokkene 1] heeft de verdachte, na de ontmoeting bij het Leidseplein en de gang naar haar huis, in haar woning uitgenodigd. Daar werden de sfeer en de gesprekken intiemer en [betrokkene 1] maakte gewag van een boek dat ging over buttpluggen en anale en vrij harde seks. [betrokkene 1] maakte een 'gewillige indruk' en een innige zoenpartij volgde. Daarna kreeg de verdachte van [betrokkene 1] een condoom, deed deze zelf om en kwam het op beider initiatief tot seksuele handelingen, waaronder tot vaginale en anale penetratie. Daarbij hebben zij ook 'ruwe seks' gehad ('hard stoten', 'beetje haren trekken', 'met mijn handen om haar nek'). Nadat hij was klaar gekomen, bleek het condoom te zijn geknapt. Daar werd [betrokkene 1] boos en zelfs woest over. Daarna is [betrokkene 1] zich gaan opfrissen, werd er gepraat over kinderen, is er nog geknuffeld en zijn zij samen in slaap gevallen. [betrokkene 1] heeft de verdachte bij dit alles gevraagd de deur te barricaderen om te voorkomen dat haar huisgenoten binnen zouden komen. De snijwonden die op haar wangen en haar hals is geconstateerd kunnen zijn veroorzaakt door haar val van de fiets eerder die avond, zo denkt de verdachte.
Het hof acht de door de verdachte voorgespiegelde lezing niet aannemelijk geworden. Daartoe is in het bijzonder het volgende redengevend:
 De (toenmalige) vriend van [betrokkene 1] heeft verklaard dat zij nooit anale seks hebben gehad, omdat laatstgenoemde dat niet wilde (p. 214-215). Het ligt naar het oordeel van het hof dan ook niet voor de hand dat [betrokkene 1] dat met een haar onbekende man wel zou willen hebben.
 De verdachte heeft wisselend verklaard over de herkomst van het condoom (vgl. p. 142 en proces-verbaal van verhoor door de rechter-commissaris van 13 augustus 2012), het moment waarop hij het condoom heeft omgedaan (vgl. p. 142, p. 185 van het dossier en p. 4 van het proces-verbaal van de zitting van 12 april 2013), terwijl het scenario waarin de verdachte zijn broek al had uitgedaan toen hij van [betrokkene 1] een condoom kreeg aangereikt, niet te rijmen is met de omstandigheid dat er een lege condoomverpakking in zijn broekzak is aangetroffen (p. 195).
 Het scenario van de verdachte biedt geen verklaring voor de bij [betrokkene 1] in de hals en het gezicht aangetroffen letsels, meer specifiek de druk- en snijwonden. Uitgaande van de lezing van de verdachte biedt ook de eerdere val van de fiets zo'n verklaring niet. Immers, de verdachte heeft verklaard dat hem na de val van de fiets geen verwondingen bij [betrokkene 1] zijn opgevallen (p. 148 en p. 177) en dat hij [betrokkene 1] niet met haar gezicht op de grond heeft zien vallen (ter terechtzitting in hoger beroep van 16 november 2016).
 Het scenario van de verdachte biedt geen verklaring voor de toestand waarin [betrokkene 1] zich bevond nadat zij haar woning had verlaten. Weliswaar stelt de verdachte dat zij woest was, omdat het condoom was geknapt, maar deze emotie was in die lezing al weer snel weggeëbd, omdat er kort daarop weer werd geknuffeld en werd gepraat over kinderen. Voor de juistheid van de suggestie van de verdachte (en - in het verlengde daarvan - diens raadsman) dat [betrokkene 1] in paniek, blootsvoets en gekleed in een badjas naar buiten is gegaan, omdat zij was vreemdgegaan en haar vriendje mogelijk in aantocht was, is van geen enkel tastbaar aanknopingspunt gebleken.
 Het scenario van de verdachte biedt geen logische verklaring voor de PTSS waarmee [betrokkene 1] is gediagnostiseerd en waarvoor zij langdurig is behandeld;
 Het is hoogst onaannemelijk dat [betrokkene 1] zich vrijwillig heeft ontlast in de wasbak van haar studentenkamer in de aanwezigheid van een haar onbekende man (p. 155), terwijl er zich op de gang een (gemeenschappelijk gedeelde) WC bevond (p. 17).
 In het licht van de geweldshandelingen en de bedreigingen die - zo staat voor het hof vast - jegens [betrokkene 1] zijn begaan, moet het zeer onaannemelijk worden geacht dat zij de verdachte heeft verzocht haar kamerdeur op slot te doen of te barricaderen.
Slotoverwegingen
Het hof ziet geen aanleiding om aan de geloofwaardigheid of betrouwbaarheid van de verklaringen van [betrokkene 1] te twijfelen; zij zijn mitsdien bruikbaar voor het bewijs. De kanttekeningen die de raadsman bij die verklaringen heeft geplaatst, zijn niet van een dusdanig kaliber dat dat deze tot een ander oordeel dwingen. Daarbij wordt nog in het bijzonder overwogen dat het hof het met de raadsman opvallend vindt dat in de diep anale bemonstering van [betrokkene 1] geen materiaal is aangetroffen, waarvan het DNA-profiel matcht met dat van de verdachte, terwijl [betrokkene 1] heeft verklaard dat de verdachte in haar anus is klaargekomen en dat zij daarna diens sperma daaruit voelde lekken (blad 8 van het proces-verbaal verhoor d.d. 17 augustus 2012). In het licht van hetgeen verder omtrent het incident buiten redelijke twijfel is komen vast te staan, wordt deze enkele omstandigheid echter van onvoldoende gewicht geacht om de door de raadsman getrokken conclusie - dat het scenario van [betrokkene 1] onjuist is - te rechtvaardigen.
Nu voorts het wettig bewijs voorhanden is, de door de verdachte gepresenteerde lezing niet aannemelijk geworden is en hetgeen de raadsman verder te berde heeft gebracht de verdachte ook niet kan baten, acht het hof op grond van de inhoud van de bezigde bewijsmiddelen, in onderling verband bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich aan de onder 1 en 2 ten laste gelegde verkrachting en wederrechtelijke vrijheidsberoving van [betrokkene 1] heeft schuldig gemaakt.
Voorwaardelijk verzoek
Er bestaat geen aanleiding voor inwilliging van het voorwaardelijk verzoek M. Hollman te doen horen, omdat de daaraan verbonden voorwaarden niet zijn vervuld. Overigens ziet het hof ook geen noodzaak om tot toewijzing van het verzoek te komen.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van zaak II-A
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde diefstal en verkrachting. Ten aanzien van het tweede feit heeft de advocaat-generaal aangevoerd dat de verklaringen van de aangeefster [betrokkene 2] (hierna: [betrokkene 2] ) betrouwbaar zijn en dat aan het wettelijk bewijsminimum is voldaan. De door de verdachte gepresenteerde alternatieve lezing dat sprake is geweest van seks met wederzijdse instemming, acht de advocaat-generaal onaannemelijk.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de onder 1 ten laste gelegde diefstal en de onder 2 ten laste gelegde verkrachting. Met betrekking tot dit laatste feit is aangevoerd dat de verklaringen van [betrokkene 2] onbetrouwbaar zijn en niet worden ondersteund door een bewijsmiddel uit andere bron, terwijl de lezing van de verdachte dat sprake was vrijwillige seks, niet door een ander bewijsmiddel wordt gefalsificeerd. Hij heeft het hof - voorwaardelijk - verzocht [betrokkene 14] en [betrokkene 15] als getuigen te doen horen ingeval de verklaringen van deze personen relevant voor het bewijs worden geacht. Ten aanzien van de ten laste gelegde diefstal heeft de raadsman gewezen op de verklaring van de verdachte dat hij de auto van [betrokkene 2] heeft geleend en gesteld dat daarom van wederrechtelijke toe-eigening daarvan geen sprake is.
Oordeel van het hof
Inleiding
Het hof ziet zich, mede in het licht van de door de raadsman gevoerde bewijsverweren, gesteld voor de vraag of de verklaringen van [betrokkene 1] betrouwbaar zijn en of deze verklaringen voldoende steun vinden in andere bewijsmiddelen. Deze vragen lenen zich met betrekking tot het in deze zaak onder 1 en 2 ten laste gelegde voor een gezamenlijke bespreking.
Verklaringen [betrokkene 2]
heeft op 10, 11 en 13 augustus 2013 en op 4 oktober 2013 ten overstaan van de politie en op 22 april 2014 tegenover de rechter-commissaris verklaringen afgelegd. De strekking van deze verklaringen is - samengevat - de volgende.
In de nacht van 9 op 10 augustus 2013 is [betrokkene 2] met de verdachte naar een feest geweest. Na het feest keerde zij huiswaarts samen met de verdachte en ' [betrokkene 5] ' [het hof begrijpt: [betrokkene 5] ]. Afgesproken was dat de verdachte bij haar op de bank in de woonkamer zou overnachten; zij had op de bank een dekentje achtergelaten. Op enig moment is [betrokkene 2] zich gereed gaan maken om naar bed te gaan. Nadat [betrokkene 5] was vertrokken en zij de verdachte, die nog op de bank zat, welterusten had gezegd, is zij op bed gaan liggen. Hoewel [betrokkene 2] normaliter naakt slaapt, had zij deze nacht een joggingbroek en een T-shirt aangetrokken, omdat de verdachte in haar woning was en zij hem niet naakt in de hal wilde tegenkomen. Na ongeveer twintig minuten kwam de verdachte bij haar in bed liggen. [betrokkene 2] vroeg waarom de verdachte bij haar in bed kwam liggen, maar de verdachte reageerde niet. Daarna zei [betrokkene 2] tegen de verdachte dat hij zwaar ademde. De verdachte kwam dichterbij en raakte [betrokkene 2] aan bij haar heup. Nog voordat [betrokkene 2] het besefte sprong de verdachte met zijn volle gewicht op haar en hield haar armen vast. [betrokkene 2] vreesde voor haar leven en besefte dat zij niet meer kon tegenstribbelen. Hij trok het shirt van [betrokkene 2] uit en haar broek naar beneden, ook trok hij zijn eigen kleding uit. Hij draaide haar op haar buik, rommelde in een laadje van een kastje naast haar bed en vond panty's. Daarmee bond hij haar armen vast aan spijlen van het bed. [betrokkene 2] voelde pijn aan haar polsen. De verdachte duwde vervolgens twee vingers in haar vagina. De verdachte penetreerde haar vagina met zijn penis en sloeg een paar keer op de linker bil en het been. Ook pakte hij het haar van [betrokkene 2] vast en trok het naar achteren. Zij moest met de verdachte zoenen; hij stopte zijn tong in haar mond. Op enig moment pakte de verdachte zijn telefoon. Hij wilde de seks filmen en hij maande [betrokkene 2] 'voor de zekerheid' te zeggen "Film me" en "Neuk me", ook moest zij een beetje kreunen. Even later sprong hij uit bed en heeft hij de telefoon van [betrokkene 2] verstopt. Ook heeft hij één van de armen nog even losgemaakt, maar stopte wel zijn penis weer in haar vagina. Vrij snel daarna bond hij haar arm weer vast, waarna [betrokkene 2] opnieuw werd gepenetreerd. Uiteindelijk is de verdachte in haar vagina klaargekomen. Daarna heeft hij tegen haar gezegd dat zij hem naar Amsterdam moest brengen. [betrokkene 2] heeft toen een jumpsuit aangetrokken dat naast haar bed lag. De verdachte was zijn telefoon kwijt en zocht deze. [betrokkene 2] moest bij hem blijven. Op een onbewaakt moment is zij naar het raam van haar woning gerend en daaruit gesprongen en heeft bij een nabijgelegen boekhandel om hulp gevraagd. Tijdens het incident heeft [betrokkene 2] 'verschrikkelijk' gehuild en - tevergeefs - op het gevoel van de verdachte ingepraat. Zij heeft de verdachte haar autosleutel niet gegeven; deze lag op een tafel in het zicht. Zij had hem evenmin toestemming gegeven de auto mee te nemen.
Het hof stelt vast dat [betrokkene 2] vanaf het eerste contact met de medewerkers van de boekhandel en in de latere verklaringen die zij heeft afgelegd, er gewag van gemaakt dat zij was verkracht, dat er daarbij was gefilmd en dat zij (uit het raam) was gevlucht. Zij is op deze en andere essentiële onderdelen gedetailleerd en consistent in haar lezing gebleken.
Aan de geloofwaardigheid en de betrouwbaarheid van [betrokkene 2] 's verklaringen draagt bij dat zij zelfs na het incident diverse positieve eigenschappen van de verdachte blijft noemen en het moeilijk vindt iets negatiefs over hem te zeggen; zij kan eigenlijk geen 'slechte dingen' over hem bedenken (p. 196 en p. 199); zij maakt de verdachte met andere woorden niet onnodig zwart. Daaraan draagt verder bij de toestand waarin [betrokkene 2] zich bevond nadat zij haar woning had verlaten.
[betrokkene 6] (hierna: [betrokkene 6] ), die op 10 augustus 2013 bij de boekhandel achter de kassa stond, heeft verklaard dat hij [betrokkene 2] met tranen in haar ogen zag binnenkomen en gelijk vertelde dat ze was verkracht en gevlucht. [betrokkene 7] (hierna: [betrokkene 7] ), die toen ook in de boekwinkel werkte, heeft gezien dat de mascara van [betrokkene 2] was uitgelopen, dat zij geen schoenen aan had en huilde. [betrokkene 2] vertelde dat zij uit angst had meegewerkt, dat 'hij' had gefilmd toen 'hij' haar verkrachtte en dat zij uit het raam was geklommen. Zodra bij [betrokkene 2] details naar boven kwamen, brak haar stem en werd zij emotioneel. [betrokkene 2] gaf verder te kennen haar moeder te willen bellen. Omdat zij tijdens het bellen met haar moeder geen woord kon uitbrengen, heeft [betrokkene 7] het gesprek overgenomen en de moeder gevraagd naar de winkel te komen. De moeder van [betrokkene 2] , [betrokkene 8] (hierna: [betrokkene 8] ), zag toen zij aankwam dat haar dochter over haar toeren en vreselijk aan het huilen was. [betrokkene 2] vertelde haar moeder toen dat zij was verkracht. [betrokkene 8] zag ook dat haar dochter op blote voeten liep en dat haar make-up was doorgelopen, terwijl haar dochter nooit de deur uitgaat zonder dat haar make-up 'tip top' is. Uit deze laatste omstandigheid en het feit dat [betrokkene 2] op blote voeten was spreekt dat zij haar eigen woning met de grootst mogelijke spoed heeft willen verlaten.
Op grond van bovenstaande komt de verklaring van [betrokkene 2] over hetgeen in de vroege ochtend van 10 augustus 2013 is gebeurd authentiek op het hof over.
Bewijsminimum
Anders dan de raadsman is het hof, onder dezelfde vooropstelling als hiervoor, van oordeel dat de verklaringen van [betrokkene 2] in voldoende mate steun vinden in de overige tot het bewijs gebezigde bewijsmiddelen, in het bijzonder:
1) de verklaringen van [betrokkene 6] , [betrokkene 7] en [betrokkene 8] , meer specifiek in hetgeen daaruit naar voren komt omtrent de toestand waarin [betrokkene 2] zich bevond nadat zij haar woning had verlaten;
2) het geschrift van [verbalisant] en [betrokkene 10] , waaruit volgt dat aan de hoofdzijde van het bed van [betrokkene 2] twee panty's waren geknoopt;
3) het proces-verbaal van [verbalisant 3] , waaruit blijkt dat bij [betrokkene 2] aan beide polsen lichte rode uitwendige verkleuringen van de huid zijn geconstateerd en dat zij op haar linker bil en haar beide benen onderhuidse verkleuringen had;
4) de verklaring van de verdachte, voor zover daaruit volgt dat hij de woning van [betrokkene 2] ongeschoeid en met achterlating van zijn telefoon en een tas met kleding heeft verlaten;
5) de verklaringen van de omwonende [betrokkene 11] , die heeft gezien dat de verdachte met een verwilderde blik de woning verliet, terwijl hij nog doende was de gulp van zijn broek te sluiten, dat hij de woning opnieuw in- en uitrende, met autosleutels in de hand naar een auto rende en met piepende banden wegreed.
6) het proces-verbaal van [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , waaruit naar voren komt dat de auto van [betrokkene 2] op 11 augustus 2013 te omstreeks 19.30 uur in Nieuw-Vennep is aangetroffen.
Uit de onder 4) en 5) opgenomen verklaringen leidt het hof af dat de verdachte zich, nadat [betrokkene 2] haar woning had verlaten, genoodzaakt heeft gezien zich hals over kop uit de voeten te maken.
Het verweer wordt verworpen.
Het door de verdachte geschetste scenario
Door de verdachte is tegenover de politie en op de terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep een alternatief scenario geschetst. Dat houdt het volgende in.
Het is van meet af aan de bedoeling geweest dat de verdachte bij [betrokkene 2] in bed zou slapen. Toen hij naast haar in slaap was gevallen, tikte [betrokkene 2] hem aan en vroeg of hij haar wilde neuken. Vervolgens heeft hij haar gevingerd en haar vagina in diverse standjes met zijn penis gepenetreerd. Toen de verdachte op een gegeven moment zijn telefoon pakte, vroeg [betrokkene 2] : "Ga je filmen", waarop de verdachte "Okay" dacht. Omdat zij er 'niet warm of koud' van werden en hij panty's zag liggen, heeft de verdachte met [betrokkene 2] 's instemming haar handen aan de 'tralies' van het bed vastgebonden. [betrokkene 2] had de verdachte verteld dat zij wel van vastbinden en speeltjes hield en dat zij dit ook met haar ex deed. Daarna hadden zij opnieuw in verschillende standjes seks. Toen [betrokkene 2] zei dat haar polsen pijn deden, heeft de verdachte haar los gemaakt, waarna zij wederom seks hadden en de verdachte klaarkwam. Nadat [betrokkene 2] en de verdachte zich hadden aangekleed, kon hij zijn telefoon niet vinden. Kort hierop bemerkte hij dat [betrokkene 2] er niet meer was. Hij liep naar buiten, maar toen viel de voordeur dicht. Hiervan 'flipte de verdachte' en ook was hij 'pissed' over [betrokkene 2] 's plotselinge verdwijning. De verdachte had de sleutel van de auto van [betrokkene 2] in zijn broekzak - die had zij hem al gegeven voordat zij ging slapen. Daarna is hij met de auto van [betrokkene 2] naar zijn zus in Nieuw-Vennep gereden.
Het hof acht de door de verdachte voorgespiegelde lezing niet aannemelijk geworden. Daartoe is in het bijzonder het volgende redengevend:
 Buiten [betrokkene 2] was ook [betrokkene 5] ervan op de hoogte dat de verdachte op de bank zou blijven slapen; dit had hij van [betrokkene 2] gehoord. Daarbij komt dat het hof op de terechtzitting in hoger beroep heeft waargenomen dat op een foto (p. 105) is te zien dat op de bank in de woonkamer van [betrokkene 2] een dekbed en een kussen liggen.
 [betrokkene 2] heeft verklaard dat zij met 'haar ex' tijdens de seks nooit aan vastbinden heeft gedaan (p. 332). Haar ex-partner [betrokkene 12] heeft verklaard dat zij samen eigenlijk niet aan stevige seks hebben gedaan, dat er nooit is gesproken over vastbinden tijdens de seks en dat dat ook nooit is gebeurd en dat de seks niet werd opgenomen (p. 347-348). Ook haar toenmalige partner [betrokkene 13] heeft verklaard dat [betrokkene 2] absoluut niet hield van vastbinden of slaan en dat zij er niet gecharmeerd van was dat seks werd opgenomen, omdat in haar optiek de liefde dan verdween (p. 308).
 De stelling van de verdachte dat de voordeur was dichtgevallen en dat hij de sleutel van de auto van [betrokkene 2] al in zijn zak had is niet te rijmen met de opgemelde waarnemingen van [betrokkene 11] en de verklaring van [betrokkene 8] , inhoudende dat de voordeur van de woning van [betrokkene 2] bij haar aankomst wagenwijd open stond (verklaring tegenover de rechter-commissaris van 22 april 2014).
 Het scenario van de verdachte biedt geen verklaring voor de toestand waarin [betrokkene 2] zich bevond nadat zij haar woning had verlaten. Er is geen concrete reden om aan te nemen dat, zoals de raadsman heeft geopperd, die toestand geworteld is geweest in de paniekaanvallen waarmee [betrokkene 2] van tijd tot tijd te kampen heeft. [betrokkene 2] heeft immers uiteengezet dat deze aanvallen vooral verband houden met een gebrek aan zelfvertrouwen (p. 121) en een minderwaardigheidscomplex, waarbij zij bang is dat mensen 'slecht over haar denken' en hiervan vooral last heeft in de drukte (p. 193-194). Haar moeder heeft het geformuleerd als 'moeite om tussen [het hof lees: onder] de mensen te komen' (verklaring tegenover de rechter-commissaris van 22 april 2014). Gelet hierop acht het hof het niet waarschijnlijk dat bij [betrokkene 2] in een scenario als door de verdachte geschetst een paniekaanval ontstaat.
 In het scenario van de verdachte zou het zeer voor de hand gelegen hebben dat hij het er na zijn rit naar zijn zus op korte termijn toe zou leiden dat [betrokkene 2] weer over haar voertuig kon beschikken, zeker in het licht van zijn verklaring dat hij had afgesproken dat hij de auto later die dag zou terugbrengen (p. 59). Dit heeft hij echter niet gedaan; hij kwam er twee dagen nadien pas achter dat de auto niet meer op de plek stond waar hij deze had achter gelaten (p. 43). Dat hij, zoals hij op de terechtzitting in eerste aanleg heeft verklaard, vanwege het verdwijnen van de auto, gewoon 'geen zin had in een confrontatie' en dat hij dacht nog wel eens in Hoofddorp te komen, maar dat het er niet van is gekomen, komt het hof tegenstrijdig en weinig overtuigend voor.
Slotoverwegingen
Het hof ziet geen aanleiding om aan de geloofwaardigheid of betrouwbaarheid van de verklaringen van [betrokkene 2] te twijfelen; zij zijn mitsdien bruikbaar voor het bewijs. De kanttekeningen die de raadsman bij die verklaringen heeft geplaatst, zijn niet van een dusdanig kaliber dat dat deze tot een ander oordeel dwingen.
Aangezien voorts het wettig bewijs voorhanden is, de door de verdachte gepresenteerde lezing niet aannemelijk geworden is en hetgeen de raadsman verder te berde heeft gebracht de verdachte ook niet kan baten, acht het hof op grond van de inhoud van de bezigde bewijsmiddelen, in onderling verband bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich aan de onder 2 ten laste gelegde verkrachting van [betrokkene 2] heeft schuldig gemaakt, alsook aan de onder 1 ten laste gelegde diefstal van haar auto. Ten aanzien van dit laatste wordt nog overwogen dat uit de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van de verdachte voor, tijdens en na het meenemen van haar auto, in de wetenschap dat [betrokkene 2] hem geen toestemming voor het gebruik van haar auto had gegeven, wordt afgeleid dat de verdachte zich het voertuig wederrechtelijk heeft toegeëigend. Het verweer dat zijn pijlen hierop richtte, wordt dan ook verworpen.
Voorwaardelijk verzoek
Er bestaat geen aanleiding voor inwilliging van het voorwaardelijk verzoek [betrokkene 14] en [betrokkene 15] te doen horen, omdat de daaraan verbonden voorwaarde niet is vervuld. Overigens ziet het hof ook geen noodzaak om tot toewijzing van het verzoek te komen."
2.4.1.
Art. 6, eerste lid en derde lid aanhef en onder d, EVRM luidt in de Nederlandse vertaling:
"1. Bij het vaststellen van zijn burgerlijke rechten en verplichtingen of bij het bepalen van de gegrondheid van een tegen hem ingestelde vervolging heeft een ieder recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak, binnen een redelijke termijn, door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat bij de wet is ingesteld. (...)
3. Een ieder tegen wie een vervolging is ingesteld, heeft in het bijzonder de volgende rechten:
d. de getuigen à charge te ondervragen of te doen ondervragen en het oproepen en de ondervraging van getuigen à décharge te doen geschieden onder dezelfde voorwaarden als het geval is met de getuigen à charge."
2.4.2.
In HR 4 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1015, NJ 2017/440 heeft de Hoge Raad onder meer het volgende overwogen:
"3.5. De rechtspraak van de Hoge Raad houdt in dat een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal houdende de ten overstaan van een opsporingsambtenaar afgelegde verklaring van een getuige, door de rechter ten laste van de verdachte voor het bewijs kan worden gebruikt, maar dat dit uitgangspunt slechts geldt voor zover het in art. 6 EVRM bedoelde recht van de verdachte op een eerlijk proces is gewaarborgd. Met betrekking tot dit recht op een eerlijk proces ligt in de recente rechtspraak van het EHRM ter zake van het ondervragingsrecht de nadruk op de toetsing van de "overall fairness of the trial", mede aan de hand van een aantal door het EHRM geformuleerde, met elkaar samenhangende subvragen (zoals genoemd in de (...) uitspraak in de zaak Schatschaschwili tegen Duitsland, §107). Daarbij is beslissend of het strafproces als geheel beschouwd eerlijk is verlopen. Die uiteindelijke balans kan eerst achteraf worden opgemaakt.
Bij het betrekken van de rechtspraak van het EHRM bij de uitleg van de (nationale) regels inzake het oproepen dan wel horen van daartoe door de verdediging opgegeven getuigen, dient evenwel in ogenschouw te worden genomen dat de nationale rechter reeds tijdens de behandeling van de strafzaak beslissingen dient te nemen omtrent het oproepen en het horen van getuigen.
(...)
3.8.1.
Of een verzoek tot het horen van getuigen naar behoren is onderbouwd alsook of het dient te worden toegewezen, zal de rechter in het licht van alle omstandigheden van het geval - en met inachtneming van het toepasselijke criterium - moeten beoordelen. De rechter dient, indien hij een verzoek afwijst, de feitelijke en/of juridische gronden waarop die afwijzing berust, in het proces-verbaal van de terechtzitting dan wel de uitspraak op te nemen. Die rechterlijke motiveringsplicht steunt mede op art. 6 EVRM.
3.8.2.
In cassatie gaat het bij de beoordeling van de afwijzing van een verzoek tot het horen van getuigen in de kern om de vraag of de beslissing begrijpelijk is in het licht van - als waren het communicerende vaten - enerzijds hetgeen aan het verzoek ten grondslag is gelegd en anderzijds de gronden waarop het is afgewezen.
3.9.
Zoals onder 3.5 is opgemerkt, neemt de nationale rechter reeds tijdens de behandeling van de strafzaak beslissingen omtrent het oproepen en het horen van getuigen. Dat laat onverlet dat hij voordat hij uitspraak doet, zich ervan dient te vergewissen dat de procedure in haar geheel voldoet aan het door art. 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces. Zo nodig zal hij hetzij ambtshalve - op de voet van art. 315, eerste lid, Sv dan wel art. 346, eerste en tweede lid, of art. 347, eerste lid, Sv - alsnog overgaan tot het oproepen en het horen van (een) getuige(n), hetzij bij zijn beslissing omtrent de bewezenverklaring onder ogen moeten zien of en zo ja, welke gevolgen moeten worden verbonden aan de omstandigheid dat de verdediging, ondanks het nodige initiatief daartoe, geen gebruik heeft kunnen maken van de mogelijkheid om de relevante getuige(n) in enig stadium van het geding te (doen) ondervragen."
2.5.
Het Hof heeft vastgesteld dat de getuigen
[betrokkene 1] en [betrokkene 2] ten overstaan van de politie en in eerste aanleg tegenover de Rechter-Commissaris verklaringen hebben afgelegd en dat zij consistent in hun lezing zijn gebleven. Tevens heeft het Hof aangegeven in welke bewijsmiddelen de verklaringen van deze getuigen steun vinden alsmede gemotiveerd waarom de door de verdachte geschetste (alternatieve) scenario's niet aannemelijk zijn geworden. Voorts houdt het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep in dat de verdachte aldaar is verschenen en ook zijn raadsman aanwezig was. Het proces-verbaal houdt niet in dat aldaar door of namens de verdachte is verzocht de aangeefsters als getuigen op te roepen met het oog op het in zaak I en II-A tenlastegelegde, zodat in cassatie ervan moet worden uitgegaan dat een zodanig verzoek niet is gedaan. Evenmin heeft het Hof ambtshalve de oproeping van de aangeefsters als getuigen ter terechtzitting bevolen.
Het oordeel van het Hof dat de door de aangeefsters in het opsporingsonderzoek en in eerste aanleg in aanwezigheid van de verdediging ten overstaan van de Rechter-Commissaris afgelegde verklaringen voor het bewijs van het in zaak I en II-A tenlastegelegde kunnen worden gebruikt, getuigt – in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen – niet van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk.
2.6.
Het middel faalt.
3. Beoordeling van de overige middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en J.C.A.M. Claassens, in het bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
3 juli 2018.