ECLI:NL:HR:2018:1075

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 juli 2018
Publicatiedatum
3 juli 2018
Zaaknummer
16/05625
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over mensenhandel en overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 juli 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag. De verdachte, geboren in 1982, was eerder veroordeeld voor mensenhandel, meermalen gepleegd, op basis van artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte heeft cassatie ingesteld tegen het arrest van het Hof, dat op 13 oktober 2016 was gewezen. De verdediging heeft verschillende middelen van cassatie voorgesteld, waaronder klachten over een vermeende innerlijke tegenstrijdigheid in het arrest van het Hof, de verwerping van het verweer omtrent de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangeefster, en het niet aannemen van een voortgezette handeling door het Hof. De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde straf, en tot verwerping van het beroep voor het overige. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de middelen van de verdachte niet tot cassatie leiden, met uitzondering van het middel dat betrekking heeft op de redelijke termijn in de cassatiefase. Dit middel is gegrond bevonden, wat heeft geleid tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van 48 maanden naar 46 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De Hoge Raad heeft het beroep voor het overige verworpen.

Uitspraak

3 juli 2018
Strafkamer
nr. S 16/05625
SK
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 13 oktober 2016, nummer 22/001244-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt en P. van Dongen, beiden advocaat te Rotterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak doch uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde straf, tot vermindering daarvan en tot verwerping van het beroep voor het overige.
Namens de benadeelde partij [betrokkene 1] heeft L. Wellen, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De raadslieden van de verdachte hebben een verweerschrift ingediend.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft bij aanvullende conclusie geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het eerste, het tweede en het derde namens de verdachte voorgestelde middel
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beoordeling van het vierde namens de verdachte voorgestelde middel

3.1.
Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
3.2.
Het middel is gegrond. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van 48 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

4.Beoordeling van het namens de benadeelde partij voorgestelde middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

5.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

6.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze 46 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier A. El Mokhtari, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
3 juli 2018.