ECLI:NL:HR:2018:1077

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 juli 2018
Publicatiedatum
3 juli 2018
Zaaknummer
15/03876
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hennepteelt, diefstal elektriciteit en opzettelijk een stoornis in de gang of werking van een elektriciteitswerk veroorzaken

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, waarbij de verdachte is veroordeeld voor hennepteelt, diefstal van elektriciteit en het opzettelijk veroorzaken van een stoornis in de gang of werking van een elektriciteitswerk. De Hoge Raad heeft op 3 juli 2018 uitspraak gedaan in deze zaak, met zaaknummer 15/03876. De verdachte heeft cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door advocaat L.J.L.M. Dacier. De benadeelde partij, vertegenwoordigd door advocaat B. Sommen, heeft een verweerschrift ingediend. De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde straf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.

De Hoge Raad heeft de middelen van de verdachte beoordeeld. Het tweede en derde middel werden verworpen, omdat deze niet tot cassatie konden leiden. Het eerste middel, dat betrekking had op de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase, werd gegrond bevonden. De Hoge Raad oordeelde dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, was overschreden, omdat de stukken te laat door het Hof waren ingezonden. Dit leidde tot de beslissing om de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van tien maanden te verminderen naar negen maanden.

In de slotsom heeft de Hoge Raad de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en het beroep voor het overige verworpen. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

3 juli 2018
Strafkamer
nr. S 15/03876
JH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 29 juni 2015, nummer 20/000067-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft L.J.L.M. Dacier, advocaat te Heerlen, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Namens de benadeelde partij heeft B. Sommen, advocaat te Eindhoven, een verweerschrift ingediend.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde straf, tot vermindering daarvan en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De advocaat van de benadeelde partij heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het tweede en het derde middel

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beoordeling van het eerste middel

3.1.
Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
3.2.
Het middel is gegrond. Voorts doet de Hoge Raad uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van tien maanden.

4.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze negen maanden beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
3 juli 2018.