Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
4.Slotsom
5.Beslissing
18 september 2018.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarbij de verdachte, verkoopmanager bij A. B.V., werd beschuldigd van valsheid in geschrift. De verdachte had filets van Japanse schar ('yellowfin sole') en schar verkocht, maar factureerde deze op verzoek van de afnemers met de vermelding 'scholle(n)'. De Hoge Raad behandelt verschillende bewijsklachten met betrekking tot de valsheid van de facturen, waarbij het hof oordeelde dat de facturen valselijk zijn opgemaakt. De verdachte zou opzet hebben gehad op de valsheid van de facturen en het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voor wat betreft de strafoplegging. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, en dat er geen nadere motivering nodig is, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Echter, de Hoge Raad constateert dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM, is overschreden, omdat er meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dit leidt tot een vermindering van de aan de verdachte opgelegde geldboete van € 1.800,-, subsidiair 28 dagen hechtenis, naar € 1.710,-, subsidiair 27 dagen hechtenis. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de hoogte van de opgelegde geldboete en de duur van de vervangende hechtenis, en verwerpt het beroep voor het overige.