Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
4.Slotsom
5.Beslissing
18 september 2018.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om visfraude waarbij de verdachte, werkzaam als bedrijfsleider bij A. B.V., betrokken was bij het verkopen van filets van Japanse schar, die op verzoek van Italiaanse afnemers als 'plaice' werden gefactureerd. De Hoge Raad behandelt het cassatieberoep van de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 6 juni 2016 uitspraak deed in deze strafzaak. De verdachte heeft middelen van cassatie ingediend, die betrekking hebben op de valsheid in geschrift van de facturen die door A. B.V. zijn opgemaakt. De Hoge Raad oordeelt dat de facturen valselijk zijn opgemaakt, omdat ze een onjuiste weergave geven van de geleverde vissoorten. De Hoge Raad concludeert dat de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, maar constateert wel dat de redelijke termijn voor het cassatieberoep is overschreden, wat leidt tot een vermindering van de opgelegde geldboete van € 1.800,- naar € 1.710,- en de vervangende hechtenis van 28 dagen naar 27 dagen. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak enkel voor wat betreft de hoogte van de geldboete en de duur van de vervangende hechtenis, en verwerpt het beroep voor het overige.