ECLI:NL:HR:2018:1679

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 september 2018
Publicatiedatum
17 september 2018
Zaaknummer
16/06000
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met zware mishandeling via LinkedIn

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 september 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte werd beschuldigd van bedreiging met zware mishandeling, omdat hij via LinkedIn bedreigende berichten had gestuurd naar een persoon genaamd [betrokkene 1]. De relevante uitspraak betreft de vraag of de verzonden berichten voldoende waren om te concluderen dat de aangever in redelijkheid vrees kon hebben voor zwaar lichamelijk letsel. Het Hof had vastgesteld dat de verdachte op 3 december 2014 een bericht had gestuurd met de woorden: "Praat in mijn gezicht, dan trap ik het voor je kapot". Dit bericht werd door het Hof als bedreiging met zware mishandeling gekwalificeerd, omdat het evident betrekking had op het gezicht van de aangever. De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie en oordeelde dat het Hof niet onjuist had geoordeeld. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, waarmee de eerdere uitspraak van het Hof in stand bleef.

Uitspraak

18 september 2018
Strafkamer
nr. S 16/06000
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 1 november 2016, nummer 21/006011-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J.S. Nan, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest maar uitsluitend wat betreft de beslissingen met betrekking tot het onder 1 tenlastegelegde feit en de strafoplegging, en tot terugwijzing van de zaak opdat deze in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt over de bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde.
2.2.1.
Aan de verdachte is onder 1 tenlastegelegd dat:
"hij op of omstreeks 3 december 2014, in de gemeente Groningen en/of Den Haag, althans in Nederland, een persoon genaamd [betrokkene 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die [betrokkene 1] via het internet (Linkedin) een bericht gestuurd met de woorden: "Je bent een bange kanker boer anders was je niet naar de politie gegaan verwacht een confrontatie met mij of mijn vrienden want jij komt hier niet mee weg" en/of "Praat in mijn gezicht, dan trap ik het voor je kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking."
2.2.2.
Daarvan is bewezenverklaard dat:
"hij op 3 december 2014, in Nederland, een persoon genaamd [betrokkene 1] , heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die [betrokkene 1] via het internet (Linkedin) een bericht gestuurd met de woorden: "Praat in mijn gezicht, dan trap ik het voor je kapot"."
2.2.3.
Deze bewezenverklaring steunt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte, inclusief bijlagen (...) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als van [betrokkene 1] :
Plaats delict: Groningen.
Ik doe aangifte van (...) bedreiging. (...) Bij mij bestond de overtuiging dat verdachte zijn bedreiging werkelijk ten uitvoer zou leggen. (...) De man die dit betreft is mij bekend als zijnde [verdachte] . [verdachte] kijkt vaak op mijn LinkedIn account. Ik kreeg hier een aantal reacties op met bedreigingen erin. Ik heb deze berichten uitgeprint en meegenomen. (...) op woensdag 3 december 2014 omstreeks 09:53 uur zag ik dat [verdachte] weer een bericht had gestuurd. Hierin stond de volgende bedreiging (...): 'Praat in mijn gezicht, dan trap ik het voor je kapot.'
(...)
3. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor (...) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van verdachte [verdachte] :
(...)
Vraag verbalisant: Op woensdag 3 december 2014 heeft u weer een bericht gestuurd aan [betrokkene 1] via LinkedIn waarin stond: (...) 'Praat in mijn gezicht dan trap ik het voor je kapot.' Wat bedoelt u daarmee? Antwoord verdachte: Dit was een reactie op zijn bericht."
2.2.4.
Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts het volgende overwogen:
"In het onder 1 ten laste gelegde zijn twee door verdachte aan aangever verzonden berichten opgenomen (...). Het hof is van oordeel dat het eerste deel daarvan weliswaar als uiterst onaangenaam valt aan te merken, maar dat deze uitlating niet gebracht kan worden onder bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, dan wel met zware mishandeling, zoals bedoeld in artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Dat ligt anders waar het gaat om de tekst 'Praat in mijn gezicht, dan trap ik het voor je kapot'. De daaraan door de raadsman gegeven taalkundige uitleg, als zou verdachte zijn eigen gezicht op het oog hebben gehad, is wellicht strikt genomen niet onjuist. Gelet echter op de aard en de verdere inhoud van de door verdachte gezonden berichten gaat deze interpretatie voorbij aan de - naar het oordeel van het hof evidente - bedoeling van de zender om niet zichzelf maar aangever te treffen. Daarmee is sprake van bedreiging met zware mishandeling."
2.3.
Voor een veroordeling ter zake van bedreiging met zware mishandeling is in een geval als het onderhavige vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de betrokkene in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat deze zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen (vgl. HR 7 juni 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT3659, NJ 2005/448).
2.4.1.
Het Hof heeft vastgesteld dat de verdachte aan de aangever via LinkedIn meermalen berichten heeft verstuurd, waaronder het in de bewezenverklaring vermelde bericht van 3 december 2014, inhoudende "Praat in mijn gezicht, dan trap ik het voor je kapot" en dat dit bericht evident betrekking had op het gezicht van de aangever en niet dat van de verdachte. Het Hof heeft vervolgens kennelijk geoordeeld dat door het in de bewezenverklaring vermelde bericht bij de aangever in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen. Bij dat oordeel heeft het Hof mede betrokken het eveneens door de verdachte op dezelfde datum verzonden bericht, inhoudende "Je bent een bange kanker boer anders was je niet naar de politie gegaan verwacht een confrontatie met mij of mijn vrienden want jij komt hier niet mee weg".
2.4.2.
Dit oordeel getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk.
2.5.
Het middel faalt.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en A.E.M. Röttgering, in het bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
18 september 2018.