Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
18 september 2018.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 september 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte werd beschuldigd van bedreiging met zware mishandeling, omdat hij via LinkedIn bedreigende berichten had gestuurd naar een persoon genaamd [betrokkene 1]. De relevante uitspraak betreft de vraag of de verzonden berichten voldoende waren om te concluderen dat de aangever in redelijkheid vrees kon hebben voor zwaar lichamelijk letsel. Het Hof had vastgesteld dat de verdachte op 3 december 2014 een bericht had gestuurd met de woorden: "Praat in mijn gezicht, dan trap ik het voor je kapot". Dit bericht werd door het Hof als bedreiging met zware mishandeling gekwalificeerd, omdat het evident betrekking had op het gezicht van de aangever. De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie en oordeelde dat het Hof niet onjuist had geoordeeld. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, waarmee de eerdere uitspraak van het Hof in stand bleef.