Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 17 februari 2017 heeft de raadsman van de verdachte aldaar het woord gevoerd overeenkomstig de aan het proces-verbaal gehechte pleitnota. Deze pleitnota houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, in:
"Vaststelling van de eed/belofte ontbreekt in het proces-verbaal van getuigenverhoor van 8 juni 2015
De enige verwijzing naar de belofte die [verdachte] zou hebben afgelegd tijdens het getuigenverhoor van 8 juni 2015 is de volgende tekst op p. 3 van het PV van getuigenverhoor:
"U houdt mij voor dat ik nu een andere verklaring afleg dan dat ik bij de politie heb gedaan en dat u om die reden op verzoek van de officier van justitie mij zult beëdigen. Ik heb op uw verzoek zojuist de belofte afgelegd."
Het proces-verbaal maakt verder geen melding van de beëdiging van de getuige.
Het proces-verbaal relateert alleen aan de verklaring van de getuige over een afgelegde belofte. In de eerste geciteerde zin verklaart de getuige dat de rechter-commissaris de getuige zal beëdigen. De tweede zin verklaart dat getuige dat zij op verzoek van de rechter-commissaris de belofte heeft afgelegd.
Het proces-verbaal relateert niet zelfstandig aan het feit dat de belofte is afgelegd als in: "De getuige legt de belofte af."
Om tot het wettige bewijs te komen van het feit dat de getuige de belofte heeft afgelegd, is een verwijzing daarnaar in de verklaring van de getuige niet toereikend.
Het beëdigen van een getuige bij een getuigenverhoor door de rechter-commissaris is niet alleen een omstandigheid die tijdens het verhoor niet ongemerkt passeert, maar het onder ede stellen van de getuige is een handeling waar het recht gevolgen aan verbindt. Als het proces-verbaal van de rechter-commissaris niet zelfstandig refereert aan die beëdiging, is het bewijs dat die beëdiging heeft plaatsgevonden, op basis van dat proces-verbaal van getuigenverhoor niet aanwezig. De verwijzing naar de belofte in het proces-verbaal door de getuige, van wie de juistheid van die verklaring door het Openbaar Ministerie wordt betwist, lost die leemte in het bewijs van het hebben plaatsgevonden van die beëdiging niet op.
De passage waarin de verwijzing door de getuige (thans verdachte) voorkomt in het proces-verbaal van getuigenverhoor, wordt door het Openbaar Ministerie zelfs aan cliënte tenlastegelegd als een verklaring die in strijd met de waarheid is afgelegd.
Op basis van het ontbreken van het bewijs dat [verdachte] tijdens het getuigenverhoor is beëdigd, dient vrijspraak van het tenlastegelegde feit te volgen."