Uitspraak
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
in geschil is immers dat [eiseres] aan [verweerder] geldbedragen heeft gegeven die [verweerder] door zou leiden aan [betrokkene 1]. Indien zou komen vast te staan dat [verweerder] het geld zelf heeft gehouden – zoals door [eiseres] is aangevoerd en door [verweerder] is weersproken – is [verweerder] toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst van opdracht. Wanprestatie kan onder bijzondere voorwaarden tevens een onrechtmatige daad opleveren. De bewijslast van de stelling dat [verweerder] het geld zelf heeft gehouden – waardoor hij volgens [eiseres] onrechtmatig heeft gehandeld – rust ingevolge artikel 150 Rv op [eiseres] nu zij zich beroept op de rechtsgevolgen daarvan. In het hiernavolgende zal worden beoordeeld of bewijs van haar stelling [eiseres] zou baten.
Dit geldt temeer nu [eiseres] zelf heeft aangegeven dat zij het geld ter beschikking heeft gesteld terwijl zij wist dat zij dit slechts onder de voorwaarde van verkoop van de grond en woning in Irak terug zou krijgen.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat van een onrechtmatige daad van [verweerder] jegens [eiseres] onvoldoende is gebleken, nu de gestelde feiten die conclusie niet kunnen dragen. Voor bewijslevering van de stelling dat [verweerder] (een deel van) het geld niet heeft afgedragen aan [betrokkene 1] bestaat dan ook onvoldoende grond.
Het onderdeel betoogt dat het hier gaat om het geval dat iemand die uitgaven heeft gedaan ter verkrijging van een op zichzelf niet op geld waardeerbaar onstoffelijk voordeel, dit voordeel heeft moeten missen. De door [eiseres] geleden schade moet daarom hetzij worden begroot op de uitgaven die hun doel gemist hebben, hetzij op het bedrag van de door [verweerder] genoten winst in de zin van art. 6:104 BW, aldus het onderdeel.
de uitvoering van zijn opdracht tekortgeschoten.
De opdrachtgever lijdt dan schade ten belope van die geldbedragen, ongeacht de bestemming die de opdrachtgever uiteindelijk aan de geldbedragen had toegedacht.
De opdrachtnemer kan zich dus in dit geval niet met succes erop beroepen dat causaal verband ontbreekt tussen zijn handelen en de schade op de grond dat de opdrachtgever de geldbedragen ook niet zou hebben teruggekregen bij correcte uitvoering van de opdracht. Nu het hof van een andere rechtsopvatting is uitgegaan, slaagt het onderdeel.
4.Beslissing
28 september 2018.