Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
4.Slotsom
5.Beslissing
9 januari 2018.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 januari 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam. De verdachte was betrokken bij een woningoverval die op 10 augustus 2013 plaatsvond in Callantsoog. Tijdens het politieverhoor werd aan de verdachte en zijn medeverdachte meegedeeld dat naast de werkelijk weggenomen buit ook een fictieve buit was weggenomen. Dit was onderdeel van een zogenaamde 'ruisstrategie', bedoeld om een gesprek tussen de verdachten op gang te brengen. Het Hof had geoordeeld dat deze tactiek geen ernstige inbreuk maakte op de grondrechten van de verdachte en dat er geen sprake was van schending van de beginselen van een behoorlijke procesorde.
De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof en oordeelde dat de verwerping van het verweer dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard, niet blijk gaf van een onjuiste rechtsopvatting. De Hoge Raad oordeelde dat de inzet van de ruisstrategie gerechtvaardigd was, gezien de ernst van het feit en de beperkte mate van misleiding. De Hoge Raad merkte op dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, wat leidde tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van drie jaren naar twee jaren en elf maanden.
De uitspraak benadrukt de afweging die gemaakt moet worden tussen de opsporingsmethoden en de rechten van de verdachte, en bevestigt dat niet elke inbreuk op de procesorde automatisch leidt tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. De zaak is van belang voor de toepassing van bijzondere opsporingsbevoegdheden en de bescherming van de rechten van verdachten in het strafproces.