Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het tweede middel
3.Beoordeling van het eerste middel
4.Beslissing
2 oktober 2018.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Midden-Nederland, waarbij een klaagschrift van de koper van een gestolen auto ongegrond werd verklaard, terwijl het klaagschrift van de Duitse verzekeringsmaatschappij gegrond werd verklaard. De rechtbank heeft gelast dat de auto aan de verzekeringsmaatschappij wordt teruggegeven. De klager, geboren in 1980, heeft beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door advocaat M. van Stratum. De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
Een belangrijk punt in deze zaak is de vraag of de beschikking in het openbaar is uitgesproken, zoals vereist door artikel 24, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De Hoge Raad constateert dat uit de aan hen gezonden stukken niet blijkt dat de bestreden beslissing in het openbaar is uitgesproken. De rechtbank had dit wel moeten doen, en de Hoge Raad besluit om zelf de bestreden beslissing ter openbare terechtzitting uit te spreken. Dit is in lijn met eerdere rechtspraak, zoals ECLI:NL:HR:2009:BJ7799.
Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de klager, maar benadrukt het belang van de openbaarheidsvereisten bij gerechtelijke uitspraken. De beschikking is gegeven op 2 oktober 2018 door de vice-president en twee raadsheren, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.