Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
9 oktober 2018.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, dat op 30 januari 2018 is gewezen. De verdachte, geboren in 1954, heeft geen middelen van cassatie ingediend. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de verdachte niet binnen de wettelijk gestelde termijn een schriftuur met middelen van cassatie heeft ingediend, zoals vereist door artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Hierdoor is de Hoge Raad van oordeel dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het beroep. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 9 oktober 2018, waarbij de raadsheer E.S.G.N.A.I. van de Griend de beslissing heeft genomen in aanwezigheid van griffier S.P. Bakker. De Hoge Raad heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het beroep, wat betekent dat de zaak niet verder in behandeling wordt genomen.