ECLI:NL:HR:2018:197

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 februari 2018
Publicatiedatum
13 februari 2018
Zaaknummer
16/03774
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hennepteelt en diefstal van elektriciteit in de woning van de verdachte

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 februari 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1967, was in cassatie gegaan tegen een eerdere uitspraak van het hof, waarin hij was veroordeeld voor hennepteelt en diefstal van elektriciteit. De aanleiding voor de zaak was een blokmeting die op verzoek van de politie door een nutsbedrijf was uitgevoerd, wat leidde tot het vermoeden dat er hennep werd geteeld in de woning van de verdachte.

De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak twee belangrijke klachten van de verdachte behandeld. Ten eerste werd de klacht verworpen dat voor het uitvoeren van de blokmeting een vordering op basis van artikel 126nd van het Wetboek van Strafvordering vereist was. Ten tweede werd de klacht over het ontbreken van een redelijk vermoeden van schuld op het moment van binnentreden in de woning van de verdachte eveneens afgewezen. De Hoge Raad oordeelde dat de middelen van de verdachte niet tot cassatie konden leiden, en dat er geen nadere motivering nodig was, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de verdachte verworpen, waarmee de eerdere veroordeling door het Gerechtshof in stand bleef. Deze uitspraak benadrukt de voorwaarden waaronder politie en justitie kunnen optreden in zaken van hennepteelt en de juridische kaders die daarbij in acht moeten worden genomen.

Uitspraak

13 februari 2018
Strafkamer
nr. S 16/03774
DAZ/IV
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 30 juni 2016, nummer 20/003415-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft W. Römelingh, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
13 februari 2018.