ECLI:NL:HR:2018:2009

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 oktober 2018
Publicatiedatum
25 oktober 2018
Zaaknummer
17/04932
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de bestreden uitspraak inzake ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel door het Gerechtshof Amsterdam

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 oktober 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het Gerechtshof Amsterdam. Het beroep in cassatie was ingesteld door de betrokkene, vertegenwoordigd door advocaat P. van de Kerkhof. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij de betrokkene was betrokken bij mensenhandel. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de bestreden uitspraak niet voldeed aan de vereisten zoals gesteld in de wet, met name dat de inhoud van de bewijsmiddelen die ten grondslag lagen aan de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel niet was opgenomen in de uitspraak. Dit is in strijd met artikel 511e, eerste lid, en artikel 511g, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, die vereisen dat de uitspraak de bewijsmiddelen vermeldt en de inhoud daarvan weergeeft. De Hoge Raad heeft geconcludeerd dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en heeft deze vernietigd, met de opdracht om de zaak terug te verwijzen naar het Gerechtshof Amsterdam voor een nieuwe behandeling. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan in samenhang met een andere zaak, genummerd 17/02128.

Uitspraak

30 oktober 2018
Strafkamer
nr. S 17/04932 P
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 2 september 2004, nummer 23/001196-01, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft P. van de Kerkhof, advocaat te Tilburg, bij schriftuur en aanvullende schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schrifturen zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Amsterdam, teneinde opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt dat de bestreden uitspraak niet de inhoud bevat van de bewijsmiddelen waaraan de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel is ontleend.
2.2.
Bij de aan de Hoge Raad gezonden stukken bevindt zich de bestreden uitspraak, die niet de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen bevat. Bij die stukken bevindt zich niet een aanvulling als bedoeld in art. 365a, tweede lid, Sv houdende de gebezigde bewijsmiddelen. Het Hof heeft aan de Hoge Raad bericht dat zo een aanvulling niet is opgemaakt.
2.3.
Ingevolge art. 511e, eerste lid, Sv (in eerste aanleg) en art. 511g, tweede lid, Sv (in hoger beroep) is op de uitspraak op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel art. 359, derde lid, Sv van overeenkomstige toepassing. Dat betekent dat die uitspraak de bewijsmiddelen moet vermelden waaraan de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel is ontleend met weergave van de inhoud daarvan, voor zover bevattende de voor die schatting redengevende feiten en omstandigheden. (Vgl. HR 26 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BV9087, NJ 2013/544.) De bestreden uitspraak voldoet niet aan dit vereiste en kan daarom niet in stand blijven.
2.4.
Het middel is terecht voorgesteld.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
30 oktober 2018.