ECLI:NL:HR:2018:2171

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 november 2018
Publicatiedatum
21 november 2018
Zaaknummer
18/02166
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de toestand van de schuldenaar en betalingstoezegging door derden in faillissementsrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 november 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door een verzoeker zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland. De verzoeker had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag, dat op 8 mei 2018 was gewezen. De zaak betreft de vraag of de schuldenaar in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen, zoals bedoeld in artikel 1 lid 1 van de Faillissementswet (Fw). De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken van de rechtbank Den Haag en het gerechtshof Den Haag, die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak.

De Hoge Raad heeft de klachten van de verzoeker in het cassatiemiddel niet gegrond verklaard. De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekte tot verwerping van het cassatieberoep, en de Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden en dat er geen nadere motivering nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep van de verzoeker verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerders, Vereniging BUMA en Stichting ter Exploitatie van Naburige Rechten (SENA), zijn begroot op € 865,34 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris.

Uitspraak

23 november 2018
Eerste Kamer
18/02166
TT/AR
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[verzoeker],
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
VERZOEKER tot cassatie,
advocaten: mr. T.T. van Zanten en mr. I.M.A. Lintel,
t e g e n
1. VERENIGING BUMA,
gevestigd te Amstelveen,
2. STICHTING TER EXPLOITATIE VAN NABURIGE RECHTEN (SENA),
gevestigd te Hilversum,
VERWEERSTERS in cassatie,
advocaat: mr. S.M. Kingma.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoeker] en Buma en Sena.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. het vonnis in de zaak C/09/18/96 F van de rechtbank Den Haag van 20 maart 2018;
b. het arrest in de zaak 200.236.055/01 van het gerechtshof Den Haag van 8 mei 2018.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Buma en Sena hebben verzocht het beroep te verwerpen.
De zaak is voor Buma en Sena toegelicht door hun advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaten van [verzoeker] hebben schriftelijk op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [verzoeker] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Buma en Sena begroot op € 865,34 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en M.J. Kroeze, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.V. Polak op
23 november 2018.