ECLI:NL:HR:2018:2278

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 december 2018
Publicatiedatum
7 december 2018
Zaaknummer
17/01629
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijk niet voldoen aan wettelijke verplichting door getuige in het Passageproces

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam, waarin de verdachte, geboren in 1980, als getuige was opgeroepen in het zogenaamde 'Passageproces'. De verdachte weigerde op meerdere zittingen antwoord te geven op vragen die aan hem werden gesteld, en beroept zich op zijn verschoningsrecht. De Hoge Raad diende te beoordelen of de verdachte in strijd heeft gehandeld met de wettelijke verplichting om als getuige te antwoorden, zoals vastgelegd in artikel 192, lid 1 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Tevens werd de vraag behandeld of het beroep op het verschoningsrecht, zoals geregeld in artikel 219 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), in dit geval terecht was.

De Hoge Raad oordeelde dat de middelen van cassatie niet tot cassatie konden leiden. Dit oordeel werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO) en het eerder uitgesproken arrest van dezelfde datum, ECLI:NL:HR:2018:2277. De Hoge Raad concludeerde dat de middelen geen nadere motivering vereisten, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de verdachte, waarmee de eerdere uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam in stand blijft. Dit arrest is uitgesproken op 11 december 2018 door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.

Uitspraak

11 december 2018
Strafkamer
nr. S 17/01629
DAZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 20 maart 2017, nummer 23/000763-16, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J.Y. Taekema, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO - en het heden uitgesproken arrest HR 11 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2277 - geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
11 december 2018.