Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Beslissing
11 december 2018.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, die op 6 juni 2017 werd gedaan in een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De betrokkene, geboren in 1980, heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat G.J.P.M. Mooren. In de cassatieprocedure zijn middelen van cassatie voorgesteld, die in de schriftuur zijn toegelicht. De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, wat betekent dat er geen nadere motivering nodig is, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad heeft op 11 december 2018 het beroep verworpen. Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, samen met de raadsheren A.J.A. van Dorst en M.T. Boerlage, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting. De zaak heeft ook samenhang met andere zaken, genummerd 17/03178, 17/05748 en 17/02957, die eveneens betrekking hebben op profijtontneming en de redelijke termijn.