ECLI:NL:HR:2018:243

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 februari 2018
Publicatiedatum
20 februari 2018
Zaaknummer
16/01021
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen ongewenstverklaring en inreisverbod

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam, dat op 9 februari 2016 is gewezen. De verdachte, geboren in 1960, heeft beroep ingesteld tegen de ongewenstverklaring die tegen hem was afgegeven. De klacht van de verdachte was dat de duur van de ongewenstverklaring de maximale duur van een inreisverbod, zoals opgenomen in artikel 11.2 van de Terugkeerrichtlijn, zou hebben overschreden. De Hoge Raad heeft op 20 februari 2018 uitspraak gedaan in deze zaak, onder zaaknummer 16/01021.

De advocaat van de verdachte, R.B. Schmidt, heeft een middel van cassatie voorgesteld, dat aan het arrest is gehecht. De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. Dit behoeft volgens artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO) geen nadere motivering, omdat het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, en dit arrest is gewezen door vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, samen met de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, in aanwezigheid van de waarnemend griffier A. El Mokhtari. De uitspraak vond plaats ter openbare terechtzitting op 20 februari 2018.

Uitspraak

20 februari 2018
Strafkamer
nr. S 16/01021
SA/AJ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 9 februari 2016, nummer 23/000031-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.B. Schmidt, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier A. El Mokhtari, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
20 februari 2018.