ECLI:NL:HR:2018:269

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 februari 2018
Publicatiedatum
22 februari 2018
Zaaknummer
16/06013
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de onpartijdigheid van een deskundige in verbintenissenrechtelijke geschillen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 februari 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een eerder arrest van het gerechtshof Den Haag. De zaak betreft de vraag of er objectief gerechtvaardigde twijfel bestond aan de onpartijdigheid van een deskundige die door partijen gezamenlijk was aangewezen. De Hoge Raad verwijst naar zijn eerdere uitspraak van 17 januari 2014, waarin de basis voor de beoordeling van de onpartijdigheid van deskundigen werd gelegd. De eiseres in cassatie, vertegenwoordigd door haar advocaat, heeft het cassatieberoep ingesteld tegen het arrest van het hof, waarin het hof de deskundige als onpartijdig had beoordeeld. De verweerders in cassatie, die ook eisers in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep zijn, hebben hun standpunt verdedigd. De Advocaat-Generaal M.H. Wissink heeft geconcludeerd tot verwerping van het principale cassatieberoep. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten van de eiseres niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Hierdoor werd het voorwaardelijk incidentele beroep niet verder behandeld. De Hoge Raad heeft de eiseres in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die zijn begroot op een totaal van € 4.878,34.

Uitspraak

23 februari 2018
Eerste Kamer
16/06013
TT/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie, verweerster in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: aanvankelijk mr. C.J.A. Seinen, thans mr. D.M. de Knijff,
t e g e n
1. [verweerster 1],
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. [verweerder 2],
wonende te [woonplaats],
3. [verweerster 3],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie, eisers in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. H.J.W. Alt.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en [verweerder] c.s.

1.Het verloop van het geding

Voor het verloop van het geding tot dusver verwijst de Hoge Raad naar:
a. zijn arrest in de zaak 13/00251 van 17 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:95, NJ 2014/236;
b. het arrest in de zaak 200.149.443/01 van het gerechtshof Den Haag van 30 augustus 2016.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het tweede geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft Kenterberoep in cassatie ingesteld. [verweerder] c.s. hebben voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld.
De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens inhoudende voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping van het principale cassatieberoep.
De advocaat van [eiseres] heeft bij brief van 12 januari 2018 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel in het principale beroep

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Nu het middel in het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het principale beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] c.s. begroot op € 2.678,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.A. Streefkerk als voorzitter en de raadsheren G. Snijders, T.H. Tanja-van den Broek, C.E. du Perron en M.J. Kroeze, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer T.H. Tanja-van den Broek op
23 februari 2018.