ECLI:NL:HR:2018:29

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 januari 2018
Publicatiedatum
10 januari 2018
Zaaknummer
16/05000
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over overtreding van de Wegenverkeerswet 1994 met betrekking tot kentekenherkenning

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 januari 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was beschuldigd van het laten staan van een motorrijtuig op de weg en het daarmee rijden, terwijl er een teken was aangebracht dat de herkenning van het kenteken bemoeilijkte, in strijd met artikel 41 van de Wegenverkeerswet 1994. De tenlastelegging omvatte meerdere incidenten tussen 24 juni 2012 en 12 februari 2013 in het arrondissement Midden-Nederland, waarbij de verdachte op verschillende data in Harmelen en Breukelen werd beschuldigd van deze overtredingen.

De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring niet voldeed aan de vereisten van artikel 41, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wegenverkeerswet 1994, dat vereist dat de verdachte als eigenaar, houder of bestuurder 'wist of redelijkerwijze kon vermoeden' dat er een teken was aangebracht. Aangezien dit bestanddeel ontbrak in zowel de tenlastelegging als de bewezenverklaring, heeft het Hof het bewezenverklaarde ten onrechte gekwalificeerd als een overtreding van artikel 41, lid 1, aanhef en onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, meermalen gepleegd.

De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de beslissingen over de tenlastelegging en de strafoplegging. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling van het hoger beroep. Het beroep werd voor het overige verworpen.

Uitspraak

9 januari 2018
Strafkamer
nr. S 16/05000
CB/JHO
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 8 juli 2016, nummer 21/003902-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1953.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft S.F.W. van 't Hullenaar, advocaat te Arnhem, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de beslissingen ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 16-006963-14 tenlastegelegde en de strafoplegging en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof dan wel verwijzing van de zaak naar een aangrenzend Hof teneinde in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt dat het in de zaak met parketnummer 16-006963-14 bewezenverklaarde niet oplevert "Overtreding van artikel 41 lid 1, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, meermalen gepleegd", aangezien het bewezenverklaarde niet alle bestanddelen van artikel 41, tweede lid, aanhef en onder a, van de WVW 1994 bevat.
2.2.1.
Aan de verdachte is in de zaak met parketnummer 16-006963-14 tenlastegelegd dat:
"hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 24 juni 2012 tot en met 12 februari 2013 in het arrondissement Midden-Nederland, te weten:
- op 24 juni 2012 te Harmelen, gemeente Woerden;
- op 1 februari 2013 te Breukelen, gemeente Stichtse Vecht;
- op 7 februari 2013 te Harmelen, gemeente Woerden;
- op 9 februari 2013 te Harmelen, gemeente Woerden;
- op 10 februari 2013 te Breukelen, gemeente Stichtse Vecht;
- op 12 februari 2013 te Breukelen, gemeente Stichtse Vecht;
een motorrijtuig op de weg heeft laten staan en/of daarmee op de weg heeft gereden, terwijl op dat motorrijtuig een teken of middel was aangebracht (tape en/of een soortgelijk teken en/of middel), waardoor de herkenning, daaronder begrepen de herkenning met behulp van technische voorzieningen, van het ingevolge artikel 40 van de Wegenverkeerswet 1994 gevoerde kenteken werd bemoeilijkt."
2.2.2.
Daarvan is bewezenverklaard dat:
"hij op tijdstippen in de periode van 24 juni 2012 tot en met 12 februari 2013 in het arrondissement Midden-Nederland, te weten:
- op 24 juni 2012 te Harmelen, gemeente Woerden;
- op 1 februari 2013 te Breukelen, gemeente Stichtse Vecht;
- op 7 februari 2013 te Harmelen, gemeente Woerden;
- op 9 februari 2013 te Harmelen, gemeente Woerden;
- op 10 februari 2013 te Breukelen, gemeente Stichtse Vecht;
- op 12 februari 2013 te Breukelen, gemeente Stichtse Vecht;
een motorrijtuig op de weg heeft laten staan en daarmee op de weg heeft gereden, terwijl op dat motorrijtuig een teken was aangebracht, waardoor de herkenning, daaronder begrepen de herkenning met behulp van technische voorzieningen, van het ingevolge artikel 40 van de Wegenverkeerswet 1994 gevoerde kenteken werd bemoeilijkt."
2.3.
Art. 41 WVW 1994 luidt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang:
"1. Het is verboden:
(...)
b. een motorrijtuig op de weg te laten staan of daarmee over de weg te rijden dan wel een aanhangwagen op de weg te laten staan of met een motorrijtuig over de weg voort te bewegen, wanneer op dat motorrijtuig of die aanhangwagen enig teken of middel is aangebracht, waardoor de herkenning, daaronder begrepen de herkenning met behulp van technische voorzieningen, van het ingevolge artikel 40 gevoerde kenteken wordt bemoeilijkt;
(...)
2. Voor overtreding van het eerste lid, onderdelen b, d en f, zijn aansprakelijk:
a. voor zover het betreft een motorrijtuig, de eigenaar of houder die het motorrijtuig op de weg laat staan of daarmee over de weg laat rijden, alsmede in het geval dat met dat motorrijtuig over de weg wordt gereden, de bestuurder, een en ander echter slechts indien de eigenaar, houder of bestuurder weet of redelijkerwijze kan vermoeden dat op het motorrijtuig een teken of middel als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, dan wel een teken als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d of f, is aangebracht (...)"
2.4.1.
De hiervoor weergeven tenlastelegging is toegesneden op art. 41, eerste lid aanhef en onder b, WVW 1994 en houdt het verwijt in dat de verdachte een motorrijtuig op de weg heeft laten staan en daarmee op de weg heeft gereden, terwijl op dat motorrijtuig een teken was aangebracht waardoor - kort gezegd - de herkenning van het kenteken werd bemoeilijkt.
Ingevolge art. 41, tweede lid aanhef en onder a, WVW 1994 is bestanddeel van het desbetreffende delict dat de verdachte als eigenaar, houder of bestuurder "wist of redelijkerwijze kon vermoeden" dat op het motorrijtuig een dergelijk teken was aangebracht.
2.4.2.
In aanmerking genomen dat de tenlastelegging en de bewezenverklaring niet het laatstgenoemde bestanddeel bevatten, heeft het Hof het bewezenverklaarde ten onrechte gekwalificeerd als "Overtreding van artikel 41 lid 1, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, meermalen gepleegd".
2.5.
Het middel is terecht voorgesteld.

3.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 16-006963-14 tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
9 januari 2018.