Uitspraak
gevestigd te Eindhoven,
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
9 maart 2018.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 maart 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de stichting Vitalis Residentiële Woonvormen tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. Het hof had op 30 augustus 2016 een eerder vonnis van de rechtbank Limburg bevestigd, waarin de vraag centraal stond of er aanvullende zorg was overeengekomen die buiten de AWBZ viel. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in het cassatiemiddel naar voren waren gebracht, niet tot cassatie konden leiden. Dit oordeel werd onderbouwd met de overweging dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van Vitalis verworpen en de stichting veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 856,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer onder leiding van vice-president E.J. Numann, met medewerking van de raadsheren A.H.T. Heisterkamp, M.J. Kroeze, C.H. Sieburgh en H.M. Wattendorff. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door raadsheer T.H. Tanja-van den Broek.