ECLI:NL:HR:2018:310

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 maart 2018
Publicatiedatum
9 maart 2018
Zaaknummer
16/06087
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over overeenkomst tot zorgverlening in AWBZ-instelling en aanvullende zorg

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 maart 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de stichting Vitalis Residentiële Woonvormen tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. Het hof had op 30 augustus 2016 een eerder vonnis van de rechtbank Limburg bevestigd, waarin de vraag centraal stond of er aanvullende zorg was overeengekomen die buiten de AWBZ viel. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in het cassatiemiddel naar voren waren gebracht, niet tot cassatie konden leiden. Dit oordeel werd onderbouwd met de overweging dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van Vitalis verworpen en de stichting veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 856,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer onder leiding van vice-president E.J. Numann, met medewerking van de raadsheren A.H.T. Heisterkamp, M.J. Kroeze, C.H. Sieburgh en H.M. Wattendorff. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door raadsheer T.H. Tanja-van den Broek.

Uitspraak

9 maart 2018
Eerste Kamer
16/06087
TT/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
De stichting STICHTING VITALIS RESIDENTIËLE WOONVORMEN,
gevestigd te Eindhoven,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. H.J.W. Alt,
t e g e n
[verweerder], die in zijn hoedanigheid van executeur-testamentair van wijlen [betrokkene 1] diens erfgename [betrokkene 2], vertegenwoordigt,
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. M.E. Bruning.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Vitalis en [verweerder].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak C/03/179280/HA ZA 13/144 van de rechtbank Limburg van 30 juli 2014;
b. de arresten in de zaak 200.159.260/01 van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 23 december 2014, 1 maart 2016 en 30 augustus 2016.
Het arrest van het hof van 30 augustus 2016 is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof van 30 augustus 2016 heeft Vitalis beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal W.L. Valk strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van Vitalis heeft bij brief van 22 december 2017 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Vitalis in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 856,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren A.H.T. Heisterkamp, M.J. Kroeze, C.H. Sieburgh en H.M. Wattendorff, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer T.H. Tanja-van den Broek op
9 maart 2018.