ECLI:NL:HR:2018:328

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 maart 2018
Publicatiedatum
13 maart 2018
Zaaknummer
16/04228
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over voorbereidingshandelingen hennepteelt en de uitleg van het bestanddeel 'bestemd zijn tot' in de Opiumwet

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, waarbij de verdachte is veroordeeld voor het voorhanden hebben van goederen die bestemd waren voor hennepteelt. De Hoge Raad behandelt de vraag of de bewezenverklaring van de bestemming van de goederen voldoende gemotiveerd is. De verdachte had op 14 augustus 2015 een aantal voorwerpen in zijn woning, die volgens de tenlastelegging bestemd waren voor het plegen van strafbare feiten onder de Opiumwet. De Hoge Raad oordeelt dat de bewezenverklaring ontoereikend is gemotiveerd, omdat het Hof onvoldoende heeft aangetoond dat de verdachte de intentie had om de aangetroffen goederen te gebruiken voor hennepteelt. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 3 tenlastegelegde en de strafoplegging, en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch voor herbehandeling. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een duidelijke motivering bij de bewezenverklaring van de bestemming van goederen in het kader van de Opiumwet.

Uitspraak

13 maart 2018
Strafkamer
nr. S 16/04228
EC/LBS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 12 augustus 2016, nummer 20/000196-16, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft E.E.W.J. Maessen, advocaat te Maastricht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest maar uitsluitend wat betreft het onder 3 bewezenverklaarde en de strafoplegging, en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2 Beoordeling van het eerste middel
2.1.
Het middel klaagt over de bewezenverklaring van het onder 3 tenlastegelegde.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is overeenkomstig de tenlastelegging onder 3 bewezenverklaard dat:
"hij op 14 augustus 2015 te Brunssum stoffen en/of voorwerpen heeft voorhanden gehad, te weten
- 40 assimilatielampen en
- 1 schakelbord en
- 1 snelheidsregelaar en
- 20 transformators en
- 1 afzuigslang en
- 2 koolstoffilters en
- 285 plantenpotten gevuld met potaarde en
- 3 ventilatoren en
- 2 slakkenhuizen en
- 1 Co2 booster/Hotbox en
- 1 water- beluchting- en dompelpomp en
- 2 x 5 liter groeimiddel en
- 2 cannacutters en
- 1 weegschaal
waarvan hij wist dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid strafbaar gestelde feiten."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Proces-verbaal van doorzoeking d.d. 14 augustus 2015 (...), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 3] , [verbalisant 4] :
(...)
Er was informatie binnengekomen dat de bewoner van het adres [a-straat 1] te [plaats] , [verdachte] , een vuurwapen voorhanden zou hebben. (...)
Wij, [verbalisant 4] en [verbalisant 1] , zagen in de meterkast dat de meters van de elektriciteit en gas niet aanwezig waren. Wij zagen dat er wel stroom in de woning was. Wij zagen dat op de plaats van de gasmeter een zwarte rubberen slang zat. Wij zagen dat de gaskraan openstond en dientengevolge werd er gas afgenomen zonder dat deze geregistreerd werd op een gasmeter. Wij zagen dat er geen klep op de doos van de zekeringen van Enexis aanwezig was. Vanaf de zekeringen van Enexis waren twee elektriciteitsdraden aangebracht. Deze elektriciteitsdraden waren doorverbonden naar de zekeringen van de huisinstallatie. Ten gevolge van deze illegaal aangebrachte elektriciteitsdraden werd de woning voorzien van elektriciteit. De afgenomen elektriciteit werd niet geregistreerd op een elektriciteitsmeter.
(...)
Nadat de fraude-inspecteur van Enexis, [betrokkene 1] , de illegale aansluiting van elektriciteit had weg gehaald, zagen [verbalisant 4] en [verbalisant 1] dat de televisie in de woonkamer nog in werking was. Bij een verder ingesteld onderzoek voelden wij dat aan de rechterkant van de woning een lucht uit een provisorisch gemaakte uitgang kwam. Wij hoorden en voelden dat er lucht uit kwam.
(...)
Ik, [verbalisant 3] vond onder de bank aan de rechterkant van de woonkamer een doorgang naar de kelder. In de kelderruimte zijn twee kweekinrichtingen zonder hennepplanten aangetroffen.
2. Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 14 augustus 2015 (...), voor zover inhoudende als verklaring van verdachte:
(...)
De woning aan de [a-straat 1] is van mijn ex-schoonvader. Ik betaal huur.
(...)
Ze hebben me een paar jaar geleden voor een wietplantage opgepakt. Waarom die meters nog niet teruggeplaatst zijn, zou ik niet weten. Ik dacht: "Val kapot Essent. Ik blijf wachten."
4. Ruimlijst Hennep d.d. 14 augustus 2015 (pg. 72), voor zover inhoudende:
Adres van inbeslagname: [a-straat 1] , te [plaats]
Datum van inbeslagname: 14 augustus 2015
Omschrijving goederen:
-20 aangesloten assimilatielampen
-20 armaturen
-1 schakelbord
-1 snelheidsregelaar
-20 transformatoren
-1 afzuigslang
-2 koolstoffilters
-2 slakkenhuizen
-3 ventilatoren
-1 Co2 Booster/Hotbox
-1 water- beluchting- en dompelpomp
-2 x 5 liter groeimiddelen
-2 knipbenodigdheden, waarvan lx cannacutter
-1 weegschaal
5. Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij d.d. 22 september 2015 (...), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
(...)
Ter zake een verdenking van overtreding van de Opiumwet stelde ik op vrijdag 14 augustus 2015 een onderzoek in op het adres de [a-straat 1] te [plaats] .
(...)
In kweekruimte 1 stonden in totaal 148 plantenpotten. De plantenbakken waren gevuld met potaarde.
In kweekruimte 2 stonden in totaal 137 plantenpotten. De plantenbakken waren gevuld met potaarde.
6. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van dit hof op 29 juli 2016, voor zover inhoudende:
Twee jaar geleden, in augustus 2013, is een hennepplantage gevonden bij mij. Voorwerpen die daarmee verband hielden zijn niet opgeruimd, maar ze zijn blijven liggen.
U zegt mij dat ik, toen de thans ten laste gelegde feiten werden geconstateerd, stond ingeschreven op de [a-straat 2] te [plaats] , maar dat ik feitelijk woonde op nummer [1] in die straat. Dat klopt, ik woonde daar al een paar jaar. Ik huurde die woning van mijn ex-schoonvader [betrokkene 2] . Toen in augustus 2013 de hennepkwekerij in de kelder werd ontdekt en de meters voor gas en elektra door Enexis waren verwijderd heb ik een halfjaar tot driekwart jaar bij een vriend gewoond op nummer [2] . Ik bleef echter netjes huur betalen voor de woning. Voor zover ik weet heeft daar in de tussentijd niemand in de woning gewoond.
Daarna ben ik weer gaan wonen op nummer [1] . Toen de thans ten laste gelegde feiten werden geconstateerd woonde ik daar net weer 3 tot 4 maanden. Ik gebruikte wel gas en licht.
De goederen zijn aangetroffen in de oude ruimte, waar vroeger een hennepplantage is aangetroffen. Ik heb die spullen gewoon niet opgeruimd. Ik heb de kelder waarin de goederen zijn aangetroffen dichtgemaakt. Ik heb het luik nog wel eens geopend, maar maakte dat vervolgens dicht. Ik vind het goed zo dacht ik. Het zou goed kunnen dat de aangetroffen spullen, die worden genoemd op de ruimlijst, van mij waren."
2.2.3.
Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts het volgende overwogen:
"De raadsman heeft betoogd dat de verdachte niet de intentie had om met de goederen die in zijn kelder zijn aangetroffen de onder lid 3 en 5 van artikel 11 van de Opiumwet bedoelde strafbare feiten te plegen, zodat niet bewezen kan worden dat die goederen waren bestemd tot het plegen van die feiten en de verdachte van dit feit vrijgesproken dient te worden.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat, om tot een bewezenverklaring van dit feit te komen, voldoende is dat de verdachte wist dat de goederen in zijn woning aanwezig waren en dat deze goederen de bestemming konden hebben om de in artikel 11 lid 3 en 5 Opiumwet bedoelde feiten te plegen.
Het hof stelt vast dat de verdachte ter terechtzitting van het hof heeft verklaard dat hij wist dat in de kelder onder zijn woning de voorwerpen lagen die in de bewezenverklaring zijn genoemd. Volgens de verdachte waren die voorwerpen niet opgeruimd nadat bij hem in augustus 2013 een hennepkwekerij was aangetroffen. Hij had zelf echter niet de intentie om een nieuwe kwekerij te starten. Het hof is van oordeel dat, om tot een bewezenverklaring van dit feit te komen, voldoende is dat de verdachte wist dat de aangetroffen voorwerpen bestemd waren tot het plegen van de in lid 3 en lid 5 van artikel 11 van de Opiumwet genoemde strafbare feiten. Uit de verklaring van de verdachte volgt dat hij dit wist. De in zijn kelder aangetroffen voorwerpen zijn in het verleden immers daadwerkelijk gebruikt voor het in stand houden van een hennepkwekerij, die in augustus 2013 is ontmanteld. Of verdachte daadwerkelijk feiten wilde plegen als bedoeld in lid 3 en lid 5 van artikel 11 van de Opiumwet is daarvoor irrelevant. Het verweer van de raadsman wordt om die reden verworpen."
2.3.1.
Het onder 3 tenlastegelegde is toegesneden op art. 11a Opiumwet. Het in de tenlastelegging en bewezenverklaring voorkomende begrip "bestemd zijn tot" moet derhalve geacht worden aldaar te zijn gebezigd in dezelfde betekenis als daaraan toekomt in die bepaling.
2.3.2.
Voor de beoordeling van het middel zijn de volgende wettelijke bepalingen van belang:
- art. 11, derde en vijfde lid, Opiumwet:
"3. Hij die in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelt in strijd met een in artikel 3 onder B, gegeven verbod, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie.
5. Indien een feit als bedoeld in het tweede of vierde lid, betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel, wordt gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie opgelegd. Onder grote hoeveelheid wordt verstaan een hoeveelheid die meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel."
- art. 11a Opiumwet:
"Hij die stoffen of voorwerpen bereidt, bewerkt, verwerkt, te koop aanbiedt, verkoopt, aflevert, verstrekt, vervoert, vervaardigt of voorhanden heeft dan wel vervoermiddelen, ruimten, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft of gegevens voorhanden heeft, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid, strafbaar gestelde feiten, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaar of geldboete van de vijfde categorie."
2.3.3.
De geschiedenis van de totstandkoming van de Wet van 12 november 2014 tot wijziging van de Opiumwet in verband met de strafbaarstelling van handelingen ter voorbereiding of vergemakkelijking van illegale hennepteelt (Stb. 2014, 444), op grond waarvan art. 11a Opiumwet is komen te luiden als hiervoor weergegeven, houdt - voor zover hier van belang - het volgende in:
"Voor een veroordeling ter zake van overtreding van het nieuwe artikel 11a zal het openbaar ministerie moeten bewijzen dat betrokkene wist dat of ernstige redenen had om te vermoeden dat de door hem verrichte handelingen bestemd waren voor het beroeps- of bedrijfsmatig telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken of vervoeren van lijst II middelen of van grote hoeveelheden van die middelen. Voorop gesteld wordt dat dezelfde bestanddelen in artikel 10a van de Opiumwet zijn opgenomen zonder dat dit tot vragen heeft geleid, terwijl het daarbij evenzeer kan gaan om personen die (ogenschijnlijk) onderdeel uitmaken van het reguliere bedrijfsleven. Bij de lijst II middelen zal het in de praktijk om voorbereidingshandelingen met betrekking tot de beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt gaan of teelt van grote hoeveelheden hennep. Van strafbare voorbereiding is sprake indien ten aanzien van de dader wetenschap of een ernstig vermoeden kan worden bewezen bij de verrichting van handelingen die strekken tot voorbereiding of vergemakkelijking van de genoemde illegale hennepteelt. Het gaat met andere woorden steeds om de criminele intentie van de dader en de daaruit voortvloeiende handeling. Deze twee bestanddelen van de strafbaarstelling moeten zijn vervuld, wil er sprake zijn van strafbare voorbereidingshandelingen. De werking van deze bestanddelen is vergelijkbaar met communicerende vaten. Indien de verrichte handeling onmiskenbaar bestemd is voor de hennepteelt zal de criminele intentie grotendeels kunnen worden afgeleid uit aard en bedoeling van die handeling, terwijl wanneer de handeling meer alledaags is, hogere eisen zullen gelden voor het bewijs van hetgeen de verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden over het uiteindelijk doel ten behoeve waarvan de handeling werd verricht."
(Kamerstukken II 2011/12, 32 842, nr. 6, p. 2)
2.4.
Blijkens de hiervoor weergegeven wetsgeschiedenis is voor een bewezenverklaring van de bestemming als bedoeld in art. 11a Opiumwet vereist dat de gedragingen strekken tot voorbereiding of vergemakkelijking van hennepteelt, waarbij het uiteindelijke doel ten behoeve waarvan de handeling wordt verricht van belang is. Gelet daarop heeft het Hof de bewezenverklaring ontoereikend gemotiveerd, nu het voor het bewijs onder meer heeft gebezigd de verklaring van de verdachte voor zover die inhoudt: "De goederen zijn aangetroffen in de oude ruimte, waar vroeger een hennepplantage is aangetroffen. Ik heb die spullen gewoon niet opgeruimd. Ik heb de kelder waarin de goederen zijn aangetroffen dichtgemaakt. Ik heb het luik nog wel eens geopend, maar maakte dat vervolgens dicht. Ik vind het goed zo dacht ik."
2.5.
Het middel slaagt.

3.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen gronden aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat het tweede middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 3 tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma, E.S.G.N.A.I. van de Griend, A.L.J. van Strien en M.J. Borgers, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
13 maart 2018.