Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3 Beslissing
13 maart 2018.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, dat op 24 juni 2016 is gewezen. De verdachte, geboren in 1982, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het hof. De advocaat van de verdachte, J.F.C. Schnitzler, heeft een schriftuur ingediend die aan het arrest is gehecht. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit is het geval omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, of omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden. Gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal, heeft de Hoge Raad besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak is gedaan op 13 maart 2018 door de vice-president en twee raadsheren, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.