Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het tweede middel
3.Slotsom
4.Beslissing
17 april 2018.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 april 2018 uitspraak gedaan in een cassatieberoep dat was ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte had beroep in cassatie ingesteld na een eerdere uitspraak van het hof op 2 maart 2016. De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het Gerechtshof voor herbehandeling van de zaak. Echter, het beroep in cassatie werd ingetrokken na de conclusie van de Advocaat-Generaal, wat leidde tot de vraag of de Hoge Raad de zaak nog kon afdoen op basis van het bestaande beroep.
De Hoge Raad oordeelde dat de aanvulling van gebezigde bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring ontbrak in de stukken die aan de Hoge Raad waren gezonden. Dit was in strijd met de wettelijke vereisten, zoals vastgelegd in artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad concludeerde dat het hof niet de benodigde bewijsmiddelen had opgenomen die essentieel waren voor de bewezenverklaring, waardoor het middel slaagde. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch voor een nieuwe behandeling.
Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige bewijsvoering en de noodzaak voor hoven om alle relevante bewijsmiddelen op te nemen in hun uitspraken, zodat de rechtsgang gewaarborgd blijft en de verdachte een eerlijk proces krijgt.