ECLI:NL:HR:2018:566

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 april 2018
Publicatiedatum
12 april 2018
Zaaknummer
17/02365
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting gemeente Amsterdam

In deze zaak heeft [X] B.V. beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam, die op 25 april 2017 was gewezen in hoger beroep van een eerdere uitspraak van de Rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting die door de gemeente Amsterdam aan [X] B.V. was opgelegd. De belanghebbende heeft verschillende klachten ingediend tegen de uitspraak van het Hof, waarop het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam een verweerschrift heeft ingediend. Na de indiening van een conclusie van repliek door de belanghebbende en een conclusie van dupliek door het College, heeft de Hoge Raad de klachten beoordeeld.

De Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft ook geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten.

Uiteindelijk verklaart de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond. Dit arrest is uitgesproken op 13 april 2018 door de vice-president G. de Groot, samen met de raadsheren Th. Groeneveld en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.

Uitspraak

13 april 2018
Nr. 17/02365
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Amsterdamvan 25 april 2017, nr. 16/00205, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam (nr. AMS 15/6302) betreffende de aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de parkeerbelasting van de gemeente Amsterdam.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam (hierna: het College) heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
Het College heeft een conclusie van dupliek ingediend.

2.Beoordeling van de klachten

De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G. de Groot als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 13 april 2018.