ECLI:NL:HR:2018:645

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 april 2018
Publicatiedatum
19 april 2018
Zaaknummer
17/01407
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toerekenbare tekortkoming en opzegging kredietovereenkomst door bank

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 april 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door eiseressen [eiseres 1] en ATROPA BELLADONNA B.V. tegen ABN AMRO BANK N.V. De zaak betreft de opzegging van een kredietovereenkomst door de bank en de vraag of deze opzegging als toerekenbare tekortkoming of onrechtmatig handelen kan worden gekwalificeerd. Eiseressen hebben in cassatie geklaagd over de wijze waarop de opzegging door de bank heeft plaatsgevonden en of deze in overeenstemming is met de maatstaven van redelijkheid en billijkheid.

De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Amsterdam en een arrest van het gerechtshof Amsterdam, waaruit blijkt dat de opzegging van de kredietovereenkomst door de bank in de onderhavige situatie niet onaanvaardbaar was. De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekte tot verwerping van het cassatieberoep, wat de Hoge Raad heeft overgenomen. De klachten van eiseressen zijn niet voldoende om tot cassatie te leiden, aangezien deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiseressen in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, waarbij de kosten aan de zijde van de bank zijn begroot op € 854,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Deze uitspraak bevestigt de eerdere beslissingen van de lagere rechters en onderstreept de rechtszekerheid in het verbintenissenrecht met betrekking tot kredietovereenkomsten.

Uitspraak

20 april 2018
Eerste Kamer
17/01407
LZ/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [eiseres 1],
wonende te [woonplaats],
2. ATROPA BELLADONNA B.V.,
gevestigd te Assen,
EISERESSEN tot cassatie,
advocaten: mr. A.E.H. van der Voort Maarschalk en mr. D.A. van der Kooij,
t e g e n
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. F.E. Vermeulen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] c.s. en de bank.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak C/13/531899/HA ZA 12-1486 van de rechtbank Amsterdam van 26 juni 2013, 4 september 2013 en 28 januari 2015;
b. het arrest in de zaak 200.172.631/01 van het gerechtshof Amsterdam van 20 december 2016.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof hebben [eiseres] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De procesinleiding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De bank heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, voor de bank mede door mr. B.F.L.M. Schim.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaten van [eiseres] c.s. hebben bij brief van 16 maart 2018 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de bank begroot op € 854,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.A. Streefkerk als voorzitter en de raadsheren M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, C.E. du Perron en H.M. Wattendorff, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer T.H. Tanja-van den Broek op
20 april 2018.