2.2.1.Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 20 april 2015 te Aardenburg, gemeente Sluis, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, te weten [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet [slachtoffer] tegen het gezicht heeft gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid."
2.2.2.Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 20 april 2015, dossierpagina's 3 en 4, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van aangever [slachtoffer] :
Plaats delict: [a-straat 1] , Aardenburg, binnen de gemeente Sluis
Pleegdatum: 20 april 2015
[verdachte] heeft mij mishandeld. Hij heeft mij met zijn gebalde linkervuist één klap onder mijn rechteroog gegeven. Daarbij sloeg hij tevens op mijn neus. Hierdoor is mijn gezicht rood en dik en bloedde ik ook een beetje. Het doet ook pijn. Ik stond voor mijn café te praten met een jongen. Omstreeks 16.55 uur zag ik een rode Peugeot aan komen rijden, ik zag dat [verdachte] uitstapte. Ik ken [verdachte] van vroeger. Wij hebben samen gebokst. [verdachte] is een grote man. Hij is iets langer dan 2 meter.
Opmerking verbalisant: [slachtoffer] had een kapotte neus en de huid onder zijn rechteroog was dik. Ook bloedde hij een beetje en was de huid rood.
2. Een brief gericht aan Dr. Hutsebaut Andre, opgesteld op 21 april 2015 door Dr. Roussel Luc, dossierpagina 14, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Bij uw patiënt [slachtoffer] , werd op 21 april 2015 onderzoek verricht.
Kliniek: vechtpartij, DD fracturen schedel, oogkas, neus.
Blow-out fractuur van orbitabodem rechts.
Fractuur van het os nasalis rechts.
Fractuur van de anterieure maxilla links.
3. Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 20 april 2015, dossierpagina's 16 en 17, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van getuige [getuige 1] :
Vanmiddag, 20 april 2015, bevond ik mij in café ' [A] ', gelegen aan [a-straat 1] te Aardenburg. Ik zag door het raam dat de café-eigenaar, te weten [slachtoffer] aan de voorzijde van het café op straat stond. Ik zag dat een persoon die ik ken als [verdachte] met zijn auto, een rode Peugeot, aangereden kwam. Toen [verdachte] in de buurt kwam van [slachtoffer] zag ik dat hij plotseling zijn auto parkeerde en uitstapte. Ik zag dat [verdachte] op [slachtoffer] afliep. Tevens zag ik dat [verdachte] hierbij een dreigende houding aannam tegenover [slachtoffer] . Ik zag vervolgens dat [verdachte] met zijn gebalde vuist tegen het rechtergedeelte van het gezicht van [slachtoffer] sloeg. Toen [slachtoffer] weer terug richting het café kwam, zag ik dat hij bloed op de rechterzijde van zijn neus had.
4. Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 20 april 2015, dossierpagina 18, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van getuige [getuige 2] :
Ik stond vandaag 20 april 2015, in het café " [A] " te Aardenburg. Ik zag dat [slachtoffer] buiten stond en dat een rode Peugeot aangereden kwam. Ik zag dat [verdachte] uitstapte en richting [slachtoffer] liep. Ik zag dat [verdachte] met zijn gebalde vuist [slachtoffer] op zijn gezicht sloeg.
5. Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 20 april 2015, dossierpagina's 20 en 21, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van getuige [getuige 3] :
Vanmiddag, 20 april 2015, bevond ik mij in café ' [A] ' gelegen aan [a-straat 1] te Aardenburg. Ik zag dat mijn vader [slachtoffer] aan de voorzijde van het café op straat stond. Vervolgens zag ik dat een persoon die ik ken als [verdachte] met zijn auto, een rode Peugeot, aangereden kwam. Toen [verdachte] in de buurt van mijn vader kwam, zag ik dat hij plotseling zijn auto parkeerde en uitstapte. Ik zag dat [verdachte] op mijn vader afliep. Ik zag dat [verdachte] met zijn gebalde vuist tegen het rechtergedeelte van het gezicht van mijn vader sloeg."
2.2.3.Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts het volgende overwogen:
"Allereerst merkt het hof op dat niet is gebleken dat verdachte [slachtoffer] heeft geslagen met de vooropgezette bedoeling om hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Van onvoorwaardelijk opzet op zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer] is naar het oordeel van het hof dan ook geen sprake.
Vervolgens dient het hof de vraag te beantwoorden of ten aanzien van het gedrag van verdachte vastgesteld kan worden dat er sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer] .
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - zoals in het onderhavige geval zwaar lichamelijk letsel - is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het moet daarbij gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Niet alleen is vereist dat verdachte in dat geval wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard of op de koop heeft toegenomen.
Op grond van het verhandelde ter terechtzitting is voor het hof komen vast te staan dat verdachte met een gebalde vuist heeft gestompt tegen het gezicht van aangever [slachtoffer] . Hierbij heeft verdachte hem onder zijn rechteroog en tegen zijn neus geraakt. [slachtoffer] heeft zich voor zijn letsel onder medische behandeling moeten stellen, waarbij is geconstateerd dat hij fracturen had aan de oogkas en het neusbot. Voorts blijkt uit het dossier (pagina 3) dat het slachtoffer vroeger met verdachte heeft gebokst en dat verdachte een grote man is van circa 2 meter lang. Het hof leidt hier uit af dat verdachte gericht en met kracht heeft geslagen.
Het hof stelt voorop dat voor omschreven handelen van verdachte, te weten het met kracht met de vuist slaan in iemands gezicht, terwijl degene die slaat bokservaring heeft en een grote man is, een aanmerkelijk kans op zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer in het leven roept. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat het gezicht bijzonder kwetsbaar is. Zo kan door met kracht in iemands gezicht te slaan, gemakkelijk de kaak en/of de oogkas en/of het neusbot breken, waarbij veelal operatief ingrijpen noodzakelijk is, blijvende littekenvorming in het aangezicht ontstaan, dan wel een oog blijvend beschadigd raken.
Voorts is het hof van oordeel dat voren omschreven gedraging van verdachte naar zijn uiterlijke verschijningsvorm - behoudens contra-indicaties waarvan niet is gebleken - kan worden aangemerkt als zo zeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans hierop bewust heeft aanvaard. Dat dit gevolg niet is ingetreden, is uitsluitend te danken aan omstandigheden buiten de wil van verdachte."