In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 mei 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de uitleg van het begrip ‘nachtrit’ in artikel 37 van de CAO voor het Beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen. De eiseres, een transportonderneming en lid van de Vereniging Transport en Logistiek Nederland (TLN), was in geschil met de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV) over de toepassing van de CAO-bepaling die een vergoeding voor nachtritten regelt. De FNV vorderde dat eiseres haar chauffeurs een nachttoeslag zou betalen voor werkzaamheden die tussen 20.00 en 04.00 uur werden verricht, ongeacht of deze werkzaamheden ook na middernacht plaatsvonden.
De kantonrechter had de vordering van FNV toegewezen, en het gerechtshof bevestigde dit oordeel. De Hoge Raad oordeelde dat de uitleg van het hof correct was. De bepaling in de CAO geeft aan dat werkzaamheden die vallen tussen 20.00 en 04.00 uur in beginsel voor een toeslag in aanmerking komen, en dat er geen aanvullende voorwaarde is dat de werkzaamheden ook na middernacht moeten plaatsvinden. De Hoge Raad benadrukte dat de uitleg van de CAO moet geschieden aan de hand van de cao-norm en dat de door eiseres voorgestelde uitleg niet in lijn is met de bewoordingen van de CAO.
De Hoge Raad verwierp het cassatieberoep en veroordeelde eiseres in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van FNV werden begroot op € 854,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Deze uitspraak bevestigt de noodzaak voor werkgevers om de bepalingen van de CAO correct toe te passen, vooral als het gaat om vergoedingen voor nachtarbeid.