ECLI:NL:HR:2018:697

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 mei 2018
Publicatiedatum
15 mei 2018
Zaaknummer
15/05508
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzuim in hoger beroep bij niet toezenden appeldagvaarding aan raadsman

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, gewezen op 3 november 2015. De verdachte, geboren in 1984, heeft beroep in cassatie ingesteld, waarbij zijn raadsman O.J. Much een middel van cassatie heeft voorgesteld. De kern van het geschil betreft de niet-naleving van het voorschrift van artikel 51 (oud) Sv, thans artikel 48 Sv, dat vereist dat een afschrift van de appeldagvaarding aan de raadsman van de verdachte moet worden gezonden. De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht op het bestaande hoger beroep.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat noch de verdachte noch zijn raadsman aanwezig was tijdens de behandeling in hoger beroep. Uit de aan de cassatieschriftuur gehechte stukken, waaronder een stelbrief en een verzendcontrolerapport, blijkt dat er een ernstig vermoeden bestaat dat er wel een raadsman was, maar dat het voorschrift van artikel 51 (oud) Sv niet is nageleefd. Dit verzuim staat in de weg aan een geldige behandeling van de zaak in hoger beroep in afwezigheid van de verdachte en diens raadsman. De Hoge Raad heeft daarom de bestreden uitspraak vernietigd en de zaak teruggeworpen naar het Gerechtshof Den Haag voor een nieuwe behandeling.

De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 15 mei 2018, waarbij de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter fungeerde, bijgestaan door de raadsheren V. van den Brink en E.S.G.N.A.I. van de Griend, en de griffier S.P. Bakker aanwezig was.

Uitspraak

15 mei 2018
Strafkamer
nr. S 15/05508
SK
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof Den Haag van 3 november 2015, nummer 22/004218-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft O.J. Much, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt dat in hoger beroep het voorschrift van art. 51 (oud) Sv, thans art. 48 Sv niet is nageleefd, doordat is verzuimd een afschrift van de appeldagvaarding aan de raadsman van de verdachte te zenden.
2.2.
Op de gronden die zijn vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 4 tot en met 7 is het middel terecht voorgesteld.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
15 mei 2018.