Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Beoordeling van de overige middelen
4.Slotsom
5.Beslissing
23 januari 2018.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam, waarbij de verdachte is veroordeeld voor verschillende strafbare feiten, waaronder de voorbereiding van moord en poging tot afpersing. De Hoge Raad heeft op 23 januari 2018 uitspraak gedaan in deze zaak, met zaaknummer 15/04861. De advocaat van de verdachte, R.J. Baumgardt, heeft middelen van cassatie voorgesteld, waarop de Advocaat-Generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn van art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden, wat heeft geleid tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van 9 jaren met 7 maanden. De overige middelen van cassatie zijn door de Hoge Raad verworpen, omdat deze niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad heeft uiteindelijk de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de duur van de gevangenisstraf, en deze vastgesteld op acht jaren en vijf maanden.