In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 mei 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was veroordeeld voor het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen van ramen op 17 mei 2015 te Arnhem. Het Hof had de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, [betrokkene 1], toegewezen ter hoogte van € 696,-. Echter, de Hoge Raad constateerde dat er een vergissing was gemaakt in de toewijzing van de vordering. De benadeelde partij was in feite de rechtspersoon [A] BV, en niet [betrokkene 1]. De Hoge Raad heeft de beslissing van het Hof verbeterd door te verduidelijken dat het toegewezen bedrag aan schadevergoeding van € 696,- aan [A] BV moet worden toegekend, en niet aan [betrokkene 1]. De Hoge Raad heeft het beroep van de verdachte verworpen, omdat het middel geen grondslag had voor cassatie. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste identificatie van benadeelde partijen in strafzaken en de noodzaak om juridische documenten zorgvuldig op te stellen.